Language of document :

Beroep ingesteld op 17 april 2007 - Siemens Transmission & Distribution / Commissie

(Zaak T-123/07)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Siemens Transmission & Distribution Ltd (Manchester, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: H. Wollmann en F. Urlesberger, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

artikel 1 van de bestreden beschikking nietig te verklaren voor zover daarin wordt vastgesteld dat verzoekster tussen 15 april 1988 en 13 december 2000, tussen 1 april 2002 en 9 oktober 2002 en tussen 21 januari 2004 en 11 mei 2004 inbreuk heeft gemaakt op artikel 81 EG en/of artikel 53 EER-Overeenkomst;

artikel 2 van de bestreden beschikking nietig te verklaren wat verzoekster betreft;

subsidiair, de in artikel 2, sub l, van de beschikking aan verzoekster opgelegde geldboete te verlagen tot een bedrag van maximaal 1 100 000 EUR, en

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen beschikking C (2006) 6762 def. van de Commissie van 24 januari 2007 (Zaak COMP/F/38.899 - gasgeïsoleerde schakelaars). Bij de bestreden beschikking is aan verzoekster en andere ondernemingen een geldboete opgelegd wegens schending van artikel 81 EG en artikel 53 EER-Overeenkomst. Volgens de Commissie heeft verzoekster deelgenomen aan een reeks overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op de sector van de gasgeïsoleerde schakelaars.

Ter onderbouwing van haar beroep stelt verzoekster in de eerste plaats schending van artikel 81, lid 1, EG, artikel 23, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 1/20031 alsmede van artikel 25 van deze verordening. In dit verband betoogt zij dat de haar opgelegde geldboete méér dan 10 % van haar omzet in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar bedraagt. Voorts heeft de Commissie bij de vaststelling van de geldboete geen rekening gehouden met de individuele omstandigheden van verzoekster. Verder voert verzoekster aan dat verweerster de duur van de inbreuk door verzoekster onjuist heeft beoordeeld. Bovendien is voor de periode die vóór 16 juli 1998 ligt het recht van vervolging reeds verjaard. Daarnaast heeft de Commissie zonder sluitend bewijs verklaard dat de gestelde inbreuk tot en met 13 december 2000 de beperking van de mededinging in de Gemeenschap tot doel of gevolg had. Ten slotte voert verzoekster in het kader van het eerste middel aan dat haar ten onrechte wordt verweten dat zij vanaf 2002 zelf aan de mededingingsregelingen heeft deelgenomen.

In de tweede plaats betoogt verzoekster dat verweerster wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden. In dit verband stelt zij schending van het recht op toegang tot de rechter.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).