Language of document :

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 2 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas - Litouwen) – Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos/Akvilė Jarmuškienė

(Zaak C-265/18)1

(Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen – Artikelen 282 tot en met 292 – Btw-vrijstelling voor kleine ondernemingen waarvan de jaaromzet onder de vastgestelde drempel blijft – Gelijktijdige levering van twee onroerende goederen in een enkele handeling – Overschrijding van de maximale jaaromzet gelet op de verkoopprijs van een van de twee goederen – Verplichting om de belasting af te dragen over de totale waarde van de handeling)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos

Verwerende partij: Akvilė Jarmuškienė

in tegenwoordigheid van: Vilniaus apskrities valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos

Dictum

De artikelen 282 tot en met 292 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een levering aan een en dezelfde koper twee onroerende goederen omvat die door hun aard zijn verbonden en onder één koopovereenkomst vallen en de maximale jaaromzet die dient als referentie voor de toepasselijkheid van de in deze richtlijn bepaalde bijzondere regeling voor kleine ondernemingen wordt overschreden, de belastingplichtige de belasting moet betalen op basis van de waarde van de betrokken levering in haar geheel, dat wil zeggen rekening houdend met de waarde van de twee goederen waarop deze levering betrekking heeft, ook al zou bij inaanmerkingneming van de waarde van een van deze goederen dat jaarlijkse maximum niet worden overschreden.

____________

1 PB C 276 van 6.8.2018