Language of document :

Beroep ingesteld op 27 januari 2010 - Akzo Nobel e.a. / Commissie

(Zaak T-47/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Akzo Nobel NV (Amsterdam, Nederland), Akzo Nobel Chemicals GmbH (Düren, Duitsland), Akzo Nobel Chemicals BV (Amersfoort, Nederland), Akcros Chemicals Ltd (Stratford-upon-Avon, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: C. Swaak en Marc van der Woude, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van artikel 1, leden 1 en 2, van de bestreden beschikking; en/of

verlaging van de bij artikel 2, leden 1 en 2, van de bestreden beschikking opgelegde geldboeten; en/of

vaststelling dat Akzo Nobel Chemicals GmbH en Akzo Nobel Chemicals BV niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de inbreuken vóór 1993, dat Akzo Nobel NV niet individueel en ook niet tezamen met andere ondernemingen van de Elementis-groep aansprakelijk kan worden gesteld voor de inbreuk in de periode 1987-1998;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen nietigverklaring van beschikking C(2009)8682 def. van de Commissie van 11 november 2009 (zaak COMP/38589 - warmtestabilisatoren), voor zover de Commissie verzoeksters aansprakelijk heeft gesteld voor een inbreuk op artikel 81 EG (thans artikel 101 VWEU) en op artikel 53 EER-Overeenkomst door heimelijke afspraken te maken over prijsstelling, toewijzing van markten door middel van verkoopquota, toewijzing van klanten en uitwisseling van gevoelige informatie, met name over klanten, productie en verkoopvolumes in de sector tinstabilisatoren. Subsidiair vorderen verzoeksters een aanzienlijke verlaging van de aan hen opgelegde geldboete.

Verzoeksters stellen dat de Commissie verschillende fouten, rechtens en feitelijk, heeft gemaakt door hen voor de inbreuken aansprakelijk te stellen, en baseren hun vorderingen op drie middelen.

Met het eerste middel betogen verzoeksters dat de Commissie de beginselen van administratieve zorgvuldigheid en redelijke termijn alsmede de rechten van verdediging heeft geschonden bij haar onderzoek naar de gestelde inbreuken met betrekking tot de sectoren tinstabilisatoren en ESBO/esters. De vertraging bij het onderzoek van de Commissie is geen schorsing in de zin van artikel 25, lid 6, van verordening nr. 1/20031. Bovendien stellen verzoeksters dat de Commissie hun rechten van verdediging heeft geschonden door hun geen inzage in alle ontlastende en belastende documenten in hun dossier te geven.

Met het tweede middel stellen verzoeksters dat de Commissie het bestaan van de inbreuken en hun aansprakelijkheid voor de gehele duur daarvan niet heeft aangetoond. Subsidiair betogen verzoeksters dat de Commissie voor een deel van de gestelde periode het bestaan van de inbreuk niet heeft bewezen, wat tot de berekening van een lagere geldboete had moeten leiden. De Commissie heeft de in artikel 25 van verordening nr. 1/2003 voorgeschreven verjaringstermijn van tien jaar geschonden en kan verzoeksters wegens verjaring geen enkele geldboete meer opleggen.

Verzoeksters' derde middel is subsidiair van aard en alleen relevant indien het Gerecht van oordeel is dat de Commissie niet wegens verjaring wordt belet tegen verzoeksters op te treden en/of dat de in het eerste middel geformuleerde inbreuken niet dienen te leiden tot de nietigverklaring van de gehele beschikking. Ten eerste heeft de Commissie Pure Chemicals Ltd en Akzo Nobel NV ten onrechte aansprakelijk gesteld voor het gedrag van Akcros Joint Venture, omdat laatstgenoemde alleen voor haar eigen mededingingsverstorende gedrag aansprakelijk is. Ten tweede kan de Commissie met betrekking tot de periode vóór de Joint Venture wegens verjaring niet meer tegen Akzo Nobel Chemicals GmbH en Akzo Nobel Chemicals BV optreden. Verzoeksters voeren aan dat de Commissie de aansprakelijkheid van verzoeksters en de (ondernemingen van) de Elementis-groep voor de periode van de Joint Venture afzonderlijk had moeten bepalen. Voorts heeft de Commissie bij de berekening van de geldboeten de omzet van de Joint Venture ten onrechte tweemaal geteld.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).