Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 25 februari 2009 door het Europees Parlement tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 december 2008 in zaak F-148/06, Collée / Parlement

(Zaak T-78/09 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Europees Parlement (vertegenwoordigers: C. Burgos en A. Lukošiūtė, gemachtigden)

Andere partij bij de procedure: Laurent Collée (Luxemburg, Luxemburg)

Conclusies

het bestreden arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken volledig vernietigen;

definitief uitspraak doen over het geding door het door Collée ingestelde beroep ongegrond te verklaren;

uitspraak doen over de kosten als naar recht.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Parlement vordert vernietiging van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 11 december 2008 in de zaak Collée/Parlement, F-148/06, waarbij het Gerecht het besluit van het Parlement om Collée in het kader van de bevorderingsronde 2004 twee meritepunten te geven, nietig heeft verklaard.

Tot staving van zijn hogere voorziening voert het Parlement vier middelen aan, ontleend aan:

verkeerde uitlegging van de feiten en van het bewijsmateriaal, daar het Gerecht heeft verklaard dat Collée geen derde meritepunt had gekregen alleen omdat zijn verdiensten niet superieur waren aan die van de ambtenaren die drie punten hadden gekregen, terwijl uit de vergelijking die had plaatsgevonden om de administratieve klacht van Collée te beantwoorden, was gebleken dat zijn beoordelingsrapport niet van een niveau was, gelijkwaardig aan dat van de ambtenaren die drie punten hadden gekregen;

motiveringsgebrek, daar het Gerecht niet heeft aangegeven waarom het van de vroegere rechtspraak is afgeweken alsmede een tegenstrijdige motivering van de punten 42 en 46 ten opzichte van punt 18 van het bestreden arrest enerzijds, en van de punten 43 en 46 en opzichte van de punten 44 en 45 van dat arrest anderzijds;

schending van artikel 45 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de daarop betrekking hebbende rechtspraak, aangezien het vereiste van de superioriteit van de verdiensten dat het Parlement toepast voor de toekenning van een derde punt niet in strijd is met artikel 45 van het Statuut; zo moet een ambtenaar in dalende volgorde van verdienste superieur zijn aan de laatste ambtenaar die drie punten heeft ontvangen;

schending van het beginsel van gelijke behandeling door het Parlement te verwijten dat het dit beginsel geschonden heeft, terwijl Collée niet in een situatie heeft verkeerd die vergelijkbaar was met die van ambtenaren die drie meritepunten hebben ontvangen.

____________