Language of document :

Beroep ingesteld op 25 april 2006 - British Nuclear Group Sellafield tegen Commissie

(Zaak T-121/06)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekster: British Nuclear Group Sellafield Limited (Sellafield, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: J. Percival, A. Renshaw, J. Isted en G. Bushell, Sollicitors, en R. Plender, Barrister)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

de bestreden beschikking nietig te verklaren; of

subsidiair, de maatregelen in de artikelen 2, 3 en 4 van de bestreden beschikking nietig te verklaren;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure; en

elke andere handeling te verrichten die het Gerecht passend acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen de beschikking van de Commissie van 15 februari 2006 in een procedure inzake de toepassing van artikel 83 EA (BNG Sellafield Limited). In de bestreden beschikking gaf de Commissie een waarschuwing in de zin van artikel 83, lid 1, sub a, EA. De Commissie stelt dat verzoekster een aantal bepalingen van het Euratom-Verdrag en verordening nr. 302/20051 heeft geschonden, betreffende haar meldingsplicht en het verlenen van toegang tot bepaalde installaties. De Commissie verzocht verzoekster daarom binnen de in de bestreden beschikking gestelde termijnen specifieke maatregelen te nemen.

Tot staving van haar beroep stelt verzoekster in de eerste plaats dat de Commissie niet bevoegd is om de bestreden beschikking en de aan verzoekster opgelegde maatregelen vast te stellen. De rechtsgrondslag ontbreekt voor de vaststelling van de opgelegde maatregelen vast te stellen, met inbegrip van de maatregelen inzake de beginselen van kwaliteitswaarborging en de normen voor de boekhouding en de controle van kernmateriaal, die verder gaan dan de bestaande wetgeving inzake veiligheidscontrole.

Verzoekster stelt ook dat verweerster het subsidiariteitsbeginsel heeft geschonden, daar de opgelegde maatregelen inbreuk maken op de bevoegdheid van de betrokken nationale autoriteiten.

Bovendien is de bestreden beschikking geheel of ten dele gebaseerd op veiligheidsoverwegingen, en niet op overwegingen inzake veiligheidscontrole, zodat artikel 83 EA niet de juiste rechtsgrondslag is voor de vaststelling van de bestreden beschikking.

Verzoekster stelt in de tweede plaats dat de Commissie een wezenlijk vormvoorschrift heeft geschonden door niet de gehele en juiste procedure van artikel 83 EA te volgen. Verzoekster stelt dat de Commissie haar niet in kennis heeft gesteld van haar bezwaren, dat zij geen hoorzitting heeft georganiseerd en dat zij haar rechten van de verdediging heeft geschonden.

In de derde plaats stelt verzoekster dat de Commissie, met haar vaststelling dat verzoekster haar verplichtingen inzake veiligheidscontrole heeft geschonden, het Euratom-Verdrag en de rechtsregels ter uitvoering daarvan heeft geschonden doordat zij een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt, en het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden.

In de vierde plaats stelt verzoekster schending van het evenredigheids- en het vertrouwensbeginsel.

Ten slotte stelt verzoekster dat de Commissie haar rechten van de verdediging en het recht van hoor en wederhoor heeft geschonden nu zij niet heeft voldaan aan haar verplichting om verzoekster tijdig genoeg op de hoogte te brengen van de essentie van de opgelegde sanctie, zodat zij daarover opmerkingen kon indienen alvorens de bestreden beschikking werd vastgesteld.

____________

1 - Verordening (Euratom) nr. 302/2005 van de Commissie van 8 februari 2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom (PB L 54, blz. 1).