Language of document : ECLI:EU:T:2013:282

Gevoegde zaken T‑454/10 en T‑482/11

Associazione Nazionale degli Industriali delle Conserve Alimentari Vegetali (Anicav) e.a.

tegen

Europese Commissie

„Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Steun aan sector groenten en fruit – Beroep tot nietigverklaring – Rechtstreeks geraakt worden – Ontvankelijkheid – Verwerkte groenten en fruit – Actiefondsen en operationele programma’s – Financiering van ‚activiteiten die geen verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin zijn’”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 30 mei 2013

1.      Beroep tot nietigverklaring – Termijnen – Verval van recht – Begrip – Handeling die definitieve eerdere handeling bevestigt – Daaronder begrepen – Wijziging van bepaling van verordening – Heropening van beroep tegen deze bepaling en tegen alle bepalingen die daarmee een geheel vormen

(Art. 263, zesde alinea, VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt worden – Criteria – Bepalingen op grond waarvan producentenorganisaties in aanmerking komen voor steun voor verwerkingsactiviteiten die ook worden uitgeoefend door verwerkers die geen lid van een producentenorganisatie zijn – Bepaling op grond waarvan investeringen en acties die verband houden met verwerking van groenten en fruit, voor steun in aanmerking komen – Geen beoordelingsmarge voor de lidstaten ter zake van toepassing van forfaitaire percentages voor berekening van waarde van afgezette productie – Rechtstreekse aantasting van concurrentiepositie van producentenorganisaties en leden daarvan

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordeningen van de Commissie nr. 1580/2007, art. 52, lid 2 bis, en nr. 543/2011, art. 50, lid 3, en 60, lid 7)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Bepaling die voorziet in verlening van steun door de Unie – Concurrent van ontvanger van de steun – Recht van beroep

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Begrip regelgevingshandeling in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Elke handeling van algemene strekking met uitzondering van wetgevingshandelingen – Verordeningen van de Commissie die voorzien in verlening van steun aan de sector groenten en fruit – Daaronder begrepen – Handelingen die geen uitvoeringsmaatregelen in de zin van die verdragsbepaling vergen

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordeningen van de Commissie nr. 1580/2007, art. 52, lid 2 bis, en nr. 543/2011, art. 50, lid 3, en 60, lid 7)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Beroep ingesteld door beroepsvereniging die belangen van haar leden vertegenwoordigt en behartigt – Ontvankelijkheid – Voorwaarden

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

6.      Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Beroep tegen ingetrokken handeling – Respectieve gevolgen van intrekking en van nietigverklaring

(Art. 264 VWEU en 266 VWEU)

7.      Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van markten – Op basis van groenten en fruit verwerkte producten – Productiesteun – Opneming van waarde van „activiteiten die geen verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin zijn” in waarde van afgezette productie – Mogelijkheid van financiering door de Unie van investeringen en acties in verband met verwerking van groenten en fruit – Ontoelaatbaarheid

(Verordening nr. 1234/2007 van de Raad, art. 103 quater, en 122, eerste alinea, sub c; verordeningen van de Commissie nr. 1580/2007, art. 29 en 52, lid 2 bis, tweede alinea, en nr. 543/2011, art. 27, 50, lid 3, en 60, lid 7)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 29)

2.      Op het gebied van beroepen tot nietigverklaring wordt een natuurlijke of rechtspersoon door het bestreden besluit slechts rechtstreeks geraakt in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, als de omstreden maatregel van de Europese Unie rechtstreeks gevolgen heeft voor zijn rechtspositie en aan degenen tot wie hij is gericht en die met de uitvoering ervan zijn belast, geen enkele beoordelingsbevoegdheid laat, omdat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van de Unieregeling gebeurt, zonder dat daarvoor nadere regels moeten worden toegepast.

Producentenorganisaties en de leden daarvan worden rechtstreeks geraakt door artikel 52, lid 2 bis, van verordening nr. 1580/2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de verordeningen nr. 2200/96, nr. 2201/96 en nr. 1182/2007 in de sector groenten en fruit en door de artikelen 50, lid 3, en 60, lid 7, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening nr. 1234/2007 wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, doordat de aantasting van hun concurrentiepositie rechtstreeks voortvloeit uit de specifieke forfaitaire percentages die in artikel 52, lid 2 bis, van verordening nr. 1580/2007 en in artikel 50, lid 3, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 zijn vastgesteld, alsmede uit het, krachtens artikel 60, lid 7, van laatstgenoemde verordening, voor financiering door de Unie in aanmerking komen van de investeringen en acties die verband houden met de verwerking.

Bij die bepalingen is immers een regeling ingevoerd op grond waarvan de producentenorganisaties in aanmerking komen voor steun voor verwerkingsactiviteiten die ook worden uitgeoefend door verwerkers die geen lid van een producentenorganisatie zijn, ook al worden deze activiteiten genoemd „activiteiten die geen verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin zijn”. Verder laat noch artikel 52, lid 2 bis, van verordening nr. 1580/2007 noch artikel 50, lid 3, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 de lidstaten enige beoordelingsmarge ter zake van de toepassing van de forfaitaire percentages voor de berekening van de waarde van de afgezette productie. Hetzelfde geldt voor artikel 60, lid 7, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011.

(cf. punten 36, 38‑40)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 41)

4.      Op het gebied van de gemeenschappelijke ordening der markten zijn verordening nr. 1580/2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de verordeningen nr. 2200/96, nr. 2201/96 en nr. 1182/2007 in de sector groenten en fruit, en uitvoeringsverordening nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening nr. 1234/2007 wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, regelgevingshandelingen in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, aangezien het niet gaat om wetgevingshandelingen zoals omschreven in artikel 289, lid 3, VWEU noch om individuele handelingen. Bovendien moeten artikel 52, lid 2 bis, van verordening nr. 1580/2007 en artikel 50, lid 3, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 worden geacht geen uitvoeringsmaatregelen in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU te vergen.

De betaling van Uniesteun krachtens deze bepalingen gebeurt immers weliswaar via de nationale autoriteiten, doch dit neemt niet weg dat de instrumenten krachtens welke deze autoriteiten de betrokken betalingen verrichten, niet zien op de verzoekende organisaties en niet tot dezen zijn gericht of aan dezen ter kennis zijn gebracht. Bovendien oefent elk betalingsorgaan zijn functie uit volgens de in de betrokken lidstaat toepasselijke regels, die niet noodzakelijk voorzien in de vaststelling van handelingen waartegen voor de nationale rechterlijke instanties kan worden opgekomen.

(cf. punten 42, 43)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 46)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 49)

7.      Artikel 52, lid 2 bis, tweede alinea, van verordening nr. 1580/2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de verordeningen nr. 2200/96, nr. 2201/96 en nr. 1182/2007 in de sector groenten en fruit en de artikelen 50, lid 3, en 60, lid 7, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening nr. 1234/2007 wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, worden nietig verklaard voor zover op grond daarvan de waarde van „activiteiten die geen verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin zijn”, wordt begrepen in de waarde van de afgezette productie van voor verwerking bestemde groenten en fruit, en investeringen en acties in verband met de verwerking van groenten en fruit voor financiering door de Unie in aanmerking komen.

Aldus hebben artikel 52, lid 2 bis, van verordening nr. 1580/2007 en artikel 50, lid 3, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 tot gevolg dat in de sector verwerkte groenten en fruit steun wordt toegekend ten behoeve van producentenorganisaties die hun productie zelf verwerken of deze voor hun rekening laten verwerken. Deze bepalingen maken inbreuk op verordening nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten, aangezien deze niet voorziet in betaling van dergelijke steun, en leiden dus tot ongelijke behandeling van met elkaar in concurrentie staande verwerkers in de Unie. Deze gevolgen treden op omdat de in die bepalingen genoemde forfaitaire percentages ook de kosten dekken van een aantal activiteiten die de verwerkers verrichten in het kader van de verwerking van groenten en fruit dat hun door de producentenorganisaties wordt geleverd, terwijl de steun die bepaalde kosten van deze activiteiten dekt, alleen wordt toegekend wanneer de verwerking wordt verricht door de producentenorganisaties of bij wege van uitbesteding onder verantwoordelijkheid van deze laatsten, zoals bepaald in artikel 29 van verordening nr. 1580/2007 en artikel 27 van uitvoeringsverordening nr. 543/2011.

Hetzelfde geldt voor artikel 60, lid 7, van uitvoeringsverordening nr. 543/2011. Ten eerste wordt daarin bepaald dat alle door een producentenorganisatie verrichte acties en investeringen die verband houden met verwerking, voor financiering door de Unie in aanmerking komen zonder beperking tot „activiteiten die geen verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin zijn”. Ten tweede wordt de betrokken bepaling niet verenigbaar met verordening nr. 1234/2007 door het feit zij het voor financiering in aanmerking komen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de doelstellingen van artikel 103 quater of van artikel 122, aanhef, sub c, van die verordening worden nagestreefd. De omstandigheid dat een producentenorganisatie een van die doelstellingen nastreeft, is aldus niet van dien aard dat zij de financiering van activiteiten in verband met de verwerking van groenten en fruit mogelijk maakt.

(cf. punten 76‑78, 81)