Language of document :

Gevoegde zaken T‑215/01, T‑220/01 en T‑221/01

Calberson GE

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Verordening (EEG) nr. 111/1999 – Voedselhulp aan Rusland – Verordening (EG) nr. 1799/1999 – Levering van rundvlees – Verordening (EG) nr. 1815/1999 – Levering van mageremelkpoeder – Inschrijving voor levering van vervoer – Contractuele verhouding – Arbitragebeding – Contractuele aansprakelijkheid – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Ontvankelijkheid”

Samenvatting van het arrest

1.      Procedure – Beroep bij Gerecht op grond van arbitragebeding – Voorwaarde – Bestaan van overeenkomst – Verhouding tussen opdrachtnemer van levering van voedselhulp en Commissie – Contractuele verhouding

(Verordening nr. 2802/98 van de Raad; verordening nr. 111/1999 van de Commissie, art. 16)

2.      Procedure – Beroep bij Gerecht op grond van arbitragebeding – Vordering tot betaling van vertragingsrente – Ontvankelijkheid

3.      Landbouw – Gemeenschappelijke landbouwpolitiek – Voedselhulp – Uitvoering – Opdracht tot levering van vervoer van mageremelkpoeder – Verplichting voor opdrachtnemer om belading van goederen voor zijn rekening te nemen – Geen – Beginsel van goed beheer van financiële middelen van Gemeenschap

(Verordeningen van de Commissie nr. 1643/89 en nr. 1815/1999, art. 2)

4.      Landbouw – Gemeenschappelijke landbouwpolitiek – Voedselhulp – Uitvoering – Opdracht tot levering van vervoer van rundvlees – Verplichting voor opdrachtnemer om belading van goederen voor zijn rekening te nemen

(Verordeningen van de Commissie nr. 1643/89 en nr. 1799/1999, art. 2)

5.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Verzoekschrift strekkende tot vergoeding van door gemeenschapsinstelling veroorzaakte schade

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

1.      Het ontbreken van een uitdrukkelijke contractuele kwalificatie van de toewijzing aan een opdrachtnemer van een opdracht om voedselhulp te leveren door de Commissie in het kader van verordening nr. 111/1999 houdende algemene uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 2802/98, sluit niet uit dat de verhouding tussen de Commissie en de opdrachtnemer als contractueel van aard kan worden beschouwd. Door de offerte van de opdrachtnemer en de aanvaarding daarvan door de Commissie is immers een rechtsverhouding tussen deze twee partijen tot stand gekomen, waardoor tussen hen wederzijds rechten en plichten ontstaan; deze voldoet aan de criteria van een wederkerige overeenkomst. In dit verband heeft de clausule in artikel 16 van verordening nr. 111/1999, volgens welke het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd is uitspraak te doen over ieder geschil in verband met de uitvoering of de niet-uitvoering van of de uitlegging van de nadere voorschriften met betrekking tot de leveringen die overeenkomstig deze verordening plaatsvinden, redelijkerwijs alleen zin, indien er een contractuele verhouding tussen de Commissie en een opdrachtnemer als verzoekster bestaat.

(cf. punten 85‑87)

2.      In de rechtsstelsels van de lidstaten wordt algemeen aanvaard dat te late betaling leidt tot schade waarvoor de schuldeiser schadeloos moet worden gesteld. Het gemeenschapsrecht erkent deze verplichting tot schadevergoeding als een algemeen rechtsbeginsel. Voorzover een vordering betrekking heeft op de betaling van vertragingsrente als forfaitaire en abstracte schadevergoeding, behoeft zij niet specifiek te worden gemotiveerd en is zij als zodanig ontvankelijk

(cf. punten 90‑91)

3.      Artikel 2 van verordening nr. 1815/1999 inzake de levering van mageremelkpoeder aan Rusland bepaalt dat de levering waartoe de opdrachtnemer zich heeft verbonden, naast het vervoer, de overname van de goederen op het laadperron van de pakhuizen van de interventiebureaus omvat. Deze bepaling kan niet tot gevolg hebben dat de betrokken opdrachtnemer met de materiële belading van de betrokken goederen wordt belast, aangezien de belading reeds apart werd gefinancierd ingevolge verordening nr. 1643/89 tot vaststelling van de forfaitaire bedragen voor de financiering van de materiële verrichtingen in verband met de opslag van landbouwproducten. Het beginsel van goed beheer van de financiële middelen van de Gemeenschap staat eraan in de weg dat deze verrichting nogmaals wordt vergoed door haar toe te vertrouwen aan de opdrachtnemer van de levering in het kader van de bij verordening nr. 1815/1999 geopende inschrijving voor de bepaling van de kosten van levering van het vervoer van mageremelkpoeder uit interventievoorraden naar bepaalde bestemmingen in Rusland. Daar de belading van de goederen derhalve geen zaak van de opdrachtnemer kan zijn, valt zij dus onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, als partij bij een overeenkomst in het kader waarvan de belading een verrichting is welke noodzakelijkerwijs moet worden uitgevoerd om vervolgens te kunnen overgaan tot de verplaatsing van de goederen.

(cf. punten 132‑134, 136)

4.      Artikel 2 van verordening nr. 1799/1999 inzake de levering van rundvlees aan Rusland, dat bepaalt dat de levering waarmee de opdrachtnemer wordt belast, naast het vervoer, de overname van de goederen op het laadperron van de pakhuizen van de interventiebureaus omvat, staat er niet aan in de weg dat de overname van die goederen onder het laden van de goederen zou kunnen vallen, wanneer het laden door de Gemeenschap niet apart wordt gefinancierd op grond van verordening nr. 1643/89 tot vaststelling van de forfaitaire bedragen voor de financiering van de materiële verrichtingen in verband met de opslag van landbouwproducten. Daar deze belading dus deel uitmaakt van de tussen de Commissie en de opdrachtnemer van de levering gesloten vervoersovereenkomst, behoort zij tot de taken van de opdrachtnemer in het kader van de inschrijving die is geopend voor de bepaling van de kosten van levering van het vervoer van rundvlees uit interventievoorraden naar bepaalde bestemmingen in Rusland.

(cf. punten 148‑149)

5.      Om aan de vereisten van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te voldoen, moet een verzoekschrift strekkende tot vergoeding van de door een gemeenschapsinstelling veroorzaakte schade op basis van de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap, de gegevens bevatten die het mogelijk maken te bepalen welke gedraging de verzoeker aan de instelling verwijt, de redenen waarom de verzoeker meent dat er tussen die gedraging en de gestelde schade een causaal verband bestaat, alsmede de aard en de omvang van die schade.

(cf. punt 176)