Language of document :

Beroep ingesteld op 21 augustus 2013 – Sea Handling / Commissie

(Zaak T-456/13)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Sea Handling SpA (Somma Lombardo, Italië) (vertegenwoordigers: B. Nascimbene en M. Merola, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

het bestreden besluit, waarbij de Commissie heeft geweigerd om SEA Handling SpA toegang te verlenen tot de in het verzoek van 27 februari 2013 bedoelde documenten, nietig te verklaren;

de Commissie te gelasten om verzoekster de gevraagde documenten over te leggen;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen het besluit van de Commissie om verzoekster geen toegang te verlenen tot bij haar berustende documenten met betrekking tot de administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van het besluit van de Commissie van 19 december 2012 inzake de kapitaalverhogingen die SEA SpA ten gunste van SEA Handling heeft verricht (procedure SA.21420 – Italia/SEA Handling).

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

Schending van procedureregels

Verzoekster voert in dit verband aan dat de Commissie inbreuk heeft gepleegd op de artikelen 7, leden 1 en 3, en 8, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43), alsook op de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, aangezien er tijdens de procedure die tot het bestreden besluit heeft geleid, bepaalde periodes waren waarin de Commissie zich zonder enige rechtvaardiging in stilzwijgen heeft gehuld, en zij de procedure een aantal keren heeft verlengd zonder dit toereikend te motiveren, en voorts aangezien verzoeksters rechten van verdediging zijn geschonden doordat de Commissie de voorgeschreven termijnen niet heeft nageleefd.

Schending van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 1049/2001

Verzoekster voert in dit verband aan dat het bestreden besluit berust op een kennelijk onjuiste beoordeling en ontoereikend is gemotiveerd, voor zover daarin wordt vastgesteld dat de toegang tot de documenten het aan de gang zijnde onderzoek en de reeds afgeronde onderzoeken van de Commissie ernstig zou hebben geschaad, maar de aard van die schade niet specificeert.

Schending van artikel 4, lid 2, van verordening nr. 1049/2001

Verzoekster betoogt in dit verband dat het bestreden besluit berust op een kennelijk onjuiste beoordeling en ontoereikend is gemotiveerd, voor zover daarin is vastgesteld dat de commerciële belangen van de klager zouden worden geschaad indien toegang tot de documenten zou worden verleend, zonder te vermelden om welke belangen het gaat, waardoor indirect de procedure van toezicht op staatssteun is geschonden, voor zover de particuliere belangen in het besluit worden verward met het belang dat het publiek heeft bij een correct verloop van de procedure, en voor zover de bij artikel 4, lid 2, van de voornoemde verordening beschermde belangen daarin ruim worden uitgelegd.

Schending van artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001 en van het evenredigheidsbeginsel

Verzoekster voert in dit verband aan dat in het bestreden besluit ten onrechte niet is onderzocht of verzoekster gedeeltelijke toegang tot de bestreden documenten kon worden verleend.

Schending van artikel 4, leden 2 en 3, van verordening nr. 1049/2001 en het evenredigheidsbeginsel, ook tegen de achtergrond van artikel 42 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie

Verzoekster betoogt in dit verband dat de toepasselijke uitzonderingen in het bestreden besluit niet zijn beoordeeld in het licht van het openbare belang. In het bijzonder heeft de Commissie de toegang tot de documenten geweigerd zonder er rekening mee te houden dat een hoger openbaar belang de openbaarmaking van de gevraagde documenten gebood, en zonder na te gaan welke weerslag die openbaarmaking in concreto zou hebben gehad voor de commerciële belangen van de derden en voor het onderzoek, die door artikel 4, lid 2, van bovengenoemde verordening worden beschermd.