Language of document : ECLI:EU:T:2016:479

(Zaak T‑620/13)

Marchi Industriale SpA

tegen

Europees Agentschap voor chemische stoffen

„REACH – Voor registratie van een stof verschuldigde vergoeding – Lagere vergoeding voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen – Onjuiste aangifte van de grootte van de onderneming – Aanbeveling 2003/361/EG – Besluit waarbij een vergoeding voor administratieve kosten wordt opgelegd – Vaststelling van de grootte van de onderneming – Bevoegdheid van ECHA – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016

1.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Beroep tegen een besluit van het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA) waarbij de lagere vergoeding voor middelgrote ondernemingen aan de aanvrager van een registratie is geweigerd – Ontvankelijkheid – Parallel beroep aanhangig voor de kamer van beroep van ECHA – Geen invloed

(Art. 263 VWEU; verordening nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 4, 91, lid 1, en 94, lid 1; verordening nr. 340/2008 van de Commissie, art. 13, lid 4)

2.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit van het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA) waarbij de lagere vergoeding voor middelgrote ondernemingen aan de aanvrager van een registratie is geweigerd

(Art. 296 VWEU; verordening nr. 340/2008 van de Commissie, art. 13, lid 4; aanbeveling 2003/361 van de Commissie, bijlage, art. 6, lid 3)

1.      De Unierechter is bevoegd om kennis te nemen van een beroep tegen een besluit van het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA) dat is vastgesteld op grond van artikel 13, lid 4, van verordening nr. 340/2008 betreffende de aan ECHA te betalen vergoedingen krachtens verordening nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), waarbij is vastgesteld dat verzoekende partij niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de lagere vergoeding voor middelgrote ondernemingen en haar een vergoeding voor administratieve kosten is opgelegd, ondanks het feit dat een door verzoekende partij tegen het besteden besluit ingesteld beroep bij de kamer van beroep van ECHA aanhangig is.

Artikel 94, lid 1, van verordening nr. 1907/2006 bepaalt namelijk dat tegen beslissingen van de kamer van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de kamer van beroep, tegen beslissingen van ECHA, bij het Gerecht of het Hof van Justitie beroep kan worden ingesteld overeenkomstig artikel 263 VWEU. In dat verband bepaalt artikel 91, lid 1, van die verordening dat tegen de besluiten van ECHA overeenkomstig artikel 9, artikel 20, artikel 27, lid 6, artikel 30, leden 2 en 3, en artikel 51 van die verordening beroep kan worden ingesteld bij de kamer van beroep. Deze bepalingen houden geen verband met de vergoeding die door registranten moet worden betaald.

(zie punten 18, 19, 21, 23)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 27, 38)