Language of document :

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 30 juni 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État - Frankrijk) - Société Zeturf Ltd / Premier ministre

(Zaak C-212/08)1

(Regeling van exclusiviteit van beheer van weddenschappen op paardenrennen buiten renbaan - Artikel 49 EG - Beperking van vrij verrichten van diensten - Dwingende redenen van openbaar belang - Doelstellingen van bestrijding van gokverslaving en frauduleuze en criminele activiteiten alsook bijdrage aan plattelandsontwikkeling - Evenredigheid - Beperkende maatregel om op coherente en systematische wijze speelgelegenheden te verminderen en kansspelactiviteiten te beperken - Marktdeelnemer die dynamisch handelsbeleid voert - Gematigd reclamebeleid - Beoordeling van belemmering voor in handel brengen via traditionele kanalen en via internet)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d'État - Frankrijk

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Société Zeturf Ltd

Verwerende partij: Premier ministre

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Conseil d'État (Frankrijk) - Uitlegging van de artikelen 49 EG en 50 EG - Toelaatbaarheid van een exclusiviteitsregeling voor het beheer van paardenweddenschappen buiten de renbaan ten gunste van een enkele marktdeelnemer die geen winstoogmerk nastreeft, maar wel een dynamisch handelsbeleid voert - Noodzaak tot inaanmerkingneming van enkel de paardenweddenschappen via het internet, dan wel van de gehele sector paardenweddenschappen, ongeacht hun vorm

Dictum

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd:

een lidstaat die een bijzonder hoog beschermingsniveau voor de consumenten in de sector kansspelen wil garanderen, kan op goede gronden van mening zijn dat alleen de verlening van uitsluitende rechten aan één enkele organisatie die onder nauw overheidstoezicht staat, een doeltreffend middel is om de gevaren van deze sector te beheersen en het doel na te streven aansporing tot geldverkwisting door gokken te voorkomen en gokverslaving afdoende te bestrijden;

het staat dus aan de verwijzende rechter om na te gaan of:

-    de nationale autoriteiten ten tijde van de feiten in het hoofdgeding werkelijk een dergelijk bijzonder hoog beschermingsniveau beoogden te verzekeren en of gelet op het nagestreefde beschermingsniveau de invoering van een monopolie daadwerkelijk als noodzakelijk kon worden beschouwd, en

-    het overheidstoezicht waaraan de activiteiten van de organisatie die exclusieve rechten geniet, in beginsel zijn onderworpen, daadwerkelijk wordt uitgeoefend om de aan deze organisatie gegeven doelstellingen coherent en systematisch te bereiken;

wil een nationale regeling die een monopolie inzake kansspelen invoert, stroken met de doelstellingen van misdaadbestrijding en vermindering van de speelgelegenheden, dient zij:

-    uit te gaan van de vaststelling dat aan kansspelen verbonden criminele en frauduleuze activiteiten en gokverslaving een probleem vormen op het grondgebied van de betrokken lidstaat dat door een expansie van de legale en gereglementeerde activiteiten kon worden verholpen;

-    slechts gematigde reclame toe te staan die strikt beperkt is tot hetgeen nodig is om de consument te leiden in de richting van de gecontroleerde circuits van kansspelen.

Voor de beoordeling van de aantasting van het vrij verrichten van diensten door een stelsel dat een exclusiviteitsregeling voor de organisatie van paardenweddenschappen invoert, staat het aan de nationale rechter rekening te houden met alle substitueerbare kanalen voor het in de handel brengen van deze weddenschappen, tenzij het gebruik van internet tot gevolg heeft de betrokken aan kansspelen verbonden gevaren meer te verergeren dan de bestaande gevaren wat de via traditionele kanalen in de handel gebrachte spelen betreft. In het geval van een nationale regeling die gelijkelijk van toepassing is op het aanbod van weddenschappen online en op dat via traditionele kanalen, dient de aantasting van het vrij verrichten van diensten uit het oogpunt van de beperkingen voor de betrokken sector in zijn geheel te worden beoordeeld.

____________

1 - PB C 197 van 2 augustus 2008.