Language of document :

Beroep ingesteld op 13 maart 2013 - Zhejiang Heda Solar Technology/Commissie

(Zaak T-143/13)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Zhejiang Heda Solar Technology Co. Ltd (Fuyang, China) (vertegenwoordigers: V. Akritidis en Y. Melin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

krachtens artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het bij brief van 3 januari 2013 met nr. H4/JN/Ref.t13.000011 meegedeelde besluit van de Europese Commissie, waarbij verzoekster ervan in kennis werd gesteld dat de Commissie niet zal overgaan tot onderzoek van het door haar krachtens artikel 2, lid 7, sub b, van verordening nr. 1225/2009 van de Raad gedane verzoek om als marktgerichte onderneming te worden erkend in het kader van de op 6 september 2012 (AD 590) ingeleide antidumpingprocedure betreffende de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China, nietig te verklaren;

krachtens artikel 277 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te verklaren dat verordening (EU) nr. 1168/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 344, blz. 1), op verzoekster niet toepasselijk is in het kader van het onderhavige verzoekschrift;

dientengevolge de Commissie en eventuele interveniënten te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij een enkel middel aan, ontleend aan schending van de beginselen van rechtszekerheid, gewettigd vertrouwen en evenredigheid, omdat met het bestreden besluit met terugwerkende kracht haar reeds verworven recht op behandeling van haar verzoek om erkenning als marktgerichte onderneming door de Commissie zou worden ontnomen zonder dat er een dwingend belang is die de intrekking rechtvaardigt.

____________