Language of document :

Beroep ingesteld op 24 februari 2010 - Hongarije/Commissie

(Zaak T-89/10)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Hongaarse Republiek (vertegenwoordigers: J. Fazekas, M. Z. Fehér, K. Szíjjárto, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

artikel 1, leden 3 en 4, en de bijlagen I, punt 3.3, en II van beschikking C(2009) 10151 van de Commissie van 14 december 2009 betreffende het omvangrijke project "Traject van de autosnelweg M43 tussen Szeged en Makó", dat deel uitmaakt van het operationele programma "Transport", dat ter bereiking van de convergentiedoelstellingen structurele steun van de Unie beoogt te verlenen via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, nietig verklaren, voor zover deze bepalingen btw-betalingen van de subsidiabele uitgaven uitsluiten;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 14 december 2009 betreffende het omvangrijke project "Traject van de autosnelweg M43 tussen Szeged en Makó", dat deel uitmaakt van het operationele programma "Transport", dat ter bereiking van de convergentiedoelstellingen communautaire structurele steun beoogt te verlenen via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds. In deze beschikking zette de Commissie het licht op groen voor de betaling van een bijdrage uit het Cohesiefonds voor dit grote project. In de rubriek "Niet-subsidiabele uitgaven" van bijlage I bij de bestreden beschikking heeft de Commissie het voorstel van de Hongaarse administratie verworpen om btw-betalingen in het kader van dit project onder de subsidiabele uitgaven op te nemen.

Ter onderbouwing van haar beroep stelt verzoekster dat de Commissie bij de vaststelling van de bestreden beschikking de bepalingen van het recht van de Europese Unie, met name artikel 56, lid 4, van verordening (EG) nr. 1083/20061 en artikel 3 van verordening (EG) nr. 1084/20062 heeft geschonden.

Verzoekster merkt op dat artikel 3, sub e, van verordening nr. 1084/2006 duidelijk bepaalt dat terugvorderbare btw niet in aanmerking komt voor een bijdrage uit het Cohesiefonds. Volgens haar volgt ondubbelzinnig uit deze bepaling dat niet-terugvorderbare btw wel voor steun in aanmerking komt. Bijgevolg had de Commissie, gelet op het feit dat de begunstigde van het project waarop de bestreden beschikking betrekking heeft, volgens het recht van de Unie of de nationale regelgeving inzake btw geen belastingplichtige is, in deze beschikking btw-uitgaven niet van de steun mogen uitsluiten.

Voorts stelt verzoekster dat de Commissie de lidstaten bij de bestreden beschikking de hun bij artikel 56, lid 4, van verordening nr. 1083/2006 verleende bevoegdheden heeft ontnomen door uitgaven die verordening nr. 1084/2006 niet onder de subsidiabele uitgaven heeft opgenomen, maar die de overeenkomstige nationale wetgeving uitdrukkelijk als subsidiabele uitgaven beschouwt, niet als subsidiabele uitgaven te beschouwen.

Voorts komt het standpunt van de Commissie dat de door de begunstigde van de steun gedragen btw "terugvorderbaar" is via de btw die de exploitant van de door de begunstigde aangelegde infrastructuur samen met de te betalen prijs in rekening brengt, neer op een zeer ruime opvatting van het begrip "terugvorderbare btw" in de zin van artikel 3, sub e, van verordening nr. 1084/2006, die geen steun vindt in de formulering van deze bepaling, los van het feit dat dit criterium ook in strijd is met het recht van de Unie inzake btw.

Ten slotte stelt verzoekster dat noch verordening nr. 1083/2006 noch verordening nr. 1084/2006 aldus kan worden uitgelegd dat de Commissie bij de beoordeling van de subsidiabele uitgaven, daaronder begrepen de subsidiabele btw, haar beslissing kan baseren op het feit dat de lidstaat voor een andere wettelijke oplossing voor de ontwikkeling van het project en het beheer van de infrastructuur had kunnen opteren. Volgens verzoekster behoort het tot de wezenlijke bevoegdheid van de lidstaten om het beheer van de nationale infrastructuur en van de hiermee verband houdende openbare diensten te organiseren. Voor zover is voldaan aan de vereisten die in het recht van de Unie zijn vastgesteld, dient de Commissie de door de lidstaat gemaakte keuze dus te eerbiedigen, ook al heeft dit gevolgen voor de kwalificatie van subsidiabele uitgaven naargelang de begunstigde al dan niet de hoedanigheid van belastingplichtige heeft.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210, blz. 25).

2 - Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1164/94 (PB L 210, blz. 79).