Language of document : ECLI:EU:T:2014:777





Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 18 september 2014 – Central Bank of Iran/Raad

(Zaak T‑262/12)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Beroep tot nietigverklaring – Aanhangigheid – Motiveringsplicht – Rechten van verdediging”

1.                     Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid – Exceptie van litispendentie – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door de Unierechter (Art. 263 VWEU) (cf. punt 38)

2.                     Gerechtelijke procedure – Exceptie van litispendentie – Identiteit van partijen, voorwerp en middelen in twee beroepen – Niet-ontvankelijkheid van het als tweede ingestelde beroep (cf. punt 39)

3.                     Beroep tot nietigverklaring – Termijnen – Aanvang – Handeling met beperkende maatregelen ten aanzien van een persoon of entiteit – Datum van mededeling van de handeling (Art. 263, zesde alinea, VWEU) (cf. punten 47, 48)

4.                     Grondrechten – Personele werkingssfeer – Rechtspersonen die als een emanatie van een derde staat worden beschouwd – Daaronder begrepen – Verantwoordelijkheid van de derde staat voor de eerbiediging van de fundamentele rechten op zijn eigen grondgebied – Geen invloed (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) (cf. punten 67, 71, 72)

5.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Minimumvereisten (Art. 296 VWEU; verordening nr. 267/2012 van de Raad, art. 23, lid 2, sub b, en 46, lid 3) (cf. punten 76‑81, 86, 91)

Voorwerp

Een verzoek tot nietigverklaring, ten eerste, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22), en besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 282, blz. 58), voor zover die handelingen, na evaluatie, verzoeksters naam hebben opgenomen of gehandhaafd op de lijst in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), en, ten tweede, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012 van de Raad van 15 oktober 2012 houdende uitvoering van verordening nr. 267/2012 (PB L 282, blz. 16), voor zover die handelingen verzoeksters naam hebben opgenomen of, na evaluatie, hebben gehandhaafd op de lijst in bijlage IX bij verordening nr. 267/2012

Dictum

1)

Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1) wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van Central Bank of Iran is opgenomen op de lijst in bijlage IX bij die verordening.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Raad van de Europese Unie draagt de helft van zijn eigen kosten en van die van Central Bank of Iran.

4)

Central Bank of Iran draagt de helft van zijn eigen kosten en van die van de Raad.