Language of document : ECLI:EU:T:2016:112





Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 29 februari 2016 –
UTi Worldwide e.a./Commissie

(Zaak T‑264/12)

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Internationale vrachtvervoerdiensten door de lucht – Besluit waarbij een inbreuk op artikel 101 VWEU wordt vastgesteld – Toeslagen en heffingsmechanismen die een invloed op de eindprijs hebben – Beoordelingsfouten – Bewijs – Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten – Merkbaar gevolg voor de mededinging – Bedrag van de geldboete – Ernst van de inbreuk – Evenredigheid – Hoofdelijke aansprakelijkheid – Volledige rechtsmacht”

1.                     Mededingingsregelingen – Overeenkomsten tussen ondernemingen – Begrip – Wilsovereenstemming met betrekking tot toekomstig marktgedrag – Daaronder begrepen – Voortzetting van de onderhandelingen over bepaalde elementen van de beperking – Geen invloed (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53, lid 1) (cf. punten 27‑29)

2.                     Mededingingsregelingen – Onderling afgestemde feitelijke gedragingen – Begrip – Coördinatie en samenwerking in strijd met de verplichting voor elke onderneming om haar marktgedrag zelfstandig te bepalen – Bekendmaking van gevoelige informatie waardoor de onzekerheid over het toekomstige gedrag van een concurrent wordt weggenomen (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53, lid 1) (cf. punten 30‑34, 59‑66, 91)

3.                     Mededinging – Administratieve procedure – Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk – Bewijs van de inbreuk en van de duur daarvan ten laste van de Commissie – Omvang van de bewijslast – Vereiste mate van nauwkeurigheid van de door de Commissie in aanmerking genomen bewijzen – Samenstel van aanwijzingen – Bewijslast van de ondernemingen die het bestaan van de inbreuk betwisten – Rechterlijk toezicht – Omvang (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 35‑40, 43, 45, 83)

4.                     Mededinging – Administratieve procedure – Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk – Gebruik als bewijs van verklaringen van andere ondernemingen die aan de inbreuk hebben deelgenomen – Toelaatbaarheid – Verklaringen die ingaan tegen de belangen van degene die ze heeft afgelegd – Grote bewijskracht (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 41, 42)

5.                     Mededingingsregelingen – Deelneming aan vergaderingen die ertoe strekken de mededinging te verstoren – Omstandigheid die, bij gebreke van distantiëring van de genomen beslissingen, de conclusie wettigt dat er sprake is van deelneming aan de daaruit voortvloeiende mededingingsregeling – Gedrag dat afwijkt van het in het kader van de mededingingsregeling overeengekomen gedrag – Geen invloed (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53, lid 1) (cf. punten 95, 127‑129, 176)

6.                     Mededingingsregelingen – Aantasting van de mededinging – Beoordelingscriteria – Mededingingsbeperkend doel – Vaststelling toereikend – Vaststelling niet afhankelijk van de verplichting om nadelen voor de eindverbruikers te bewijzen (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53, lid 1) (cf. punten 118, 186)

7.                     Mededingingsregelingen – Complexe inbreuk met kenmerken van een overeenkomst en kenmerken van onderling afgestemde feitelijke gedragingen – Eén enkele kwalificatie als „overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging” – Toelaatbaarheid (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53, lid 1) (cf. punt 175)

8.                     Mededingingsregelingen – Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten – Merkbare invloed – Beoordelingscriteria – Mogelijke en aanzienlijke ongunstige beïnvloeding (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53, lid 1; mededeling 2004/C 101/07 van de Commissie, punt 53) (cf. punten 196‑200, 207, 219‑222)

9.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Rechterlijk toezicht – Volledige rechtsmacht van de Unierechter – Omvang (Art. 261 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 31) (cf. punten 231‑233)

10.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Vaststelling van het basisbedrag – Vaststelling van de waarde van de verkopen – Ernst van de inbreuk – Vaststelling van de geldboete in verhouding tot de factoren die bij de beoordeling van de zwaarte van de inbreuk in aanmerking zijn genomen – Totale omzet van de betrokken onderneming – Omzet die is behaald met goederen waarop de inbreuk betrekking heeft – Respectieve inaanmerkingneming – Grenzen (Art. 101 VWEU; Handvest van de grondrechten, art. 49, lid 3; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 3; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punt 13) (cf. punten 244‑250, 270, 271)

11.                     Mededinging – Geldboeten – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten – Rechtskarakter – Indicatieve gedragsregel waarbij de Commissie zelf haar beoordelingsbevoegdheid beperkt – Mogelijkheid voor de Commissie om daarvan af te wijken – Voorwaarden (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punten 13 en 37) (cf. punt 251)

12.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Vaststelling van het basisbedrag – Vaststelling van de waarde van de verkopen – Verkopen die rechtstreeks of indirect aan de inbreuk zijn gerelateerd – Beperking tot uitsluitend de verkopen waarop de mededingingsregeling daadwerkelijk van invloed is geweest – Geen (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C210/02 van de Commissie, punt 13) (cf. punten 259, 262, 263, 265‑267)

13.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Ernst van de inbreuk – Horizontale prijsmededingingsregeling – Zeer zware inbreuk – Doel van de gedraging belangrijker dan de gevolgen (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punten 21 en 23) (cf. punten 278‑281)

14.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Vaststelling van het basisbedrag – Criteria – Duur van de inbreuk – Overeenkomst die ongeacht de gevolgen ervan wegens het mededingingsbeperkende doel is gewraakt – Inaanmerkingneming van de duur van het bestaan van de overeenkomst met voorbijgaan aan de niet-toepassing ervan (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, leden 2 en 3; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punt 24) (cf. punt 294)

15.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Vaststelling van het basisbedrag – Criteria – Afschrikkende werking van de geldboete – Zeer zware inbreuk – Automatische toevoeging van een extra bedrag overeenkomstig de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punt 25) (cf. punten 298, 300‑302)

16.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Berekeningsmethode vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie – Individualisering van de straf in verschillende stadia van de vaststelling van het bedrag (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punten 22, 27, 29, 36 en 37) (cf. punt 311)

17.                     Mededinging – Geldboeten – Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling – Omvang – Toerekening aan de moedermaatschappij van het inbreukmakend gedrag van haar dochteronderneming – Vaststelling van het bedrag van de door de moedermaatschappij te betalen geldboete – Zuiver afgeleide aansprakelijkheid van de moedermaatschappij – Geldboetebedrag dat niet groter mag zijn dan het bedrag van de aan de dochteronderneming opgelegde geldboete (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2) (cf. punten 328‑331, 334)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit C(2012) 1959 final van de Commissie van 28 maart 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 [VWEU] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39462 – Vrachtvervoer), voor zover dit op verzoeksters betrekking heeft, en, subsidiair, een verzoek tot herziening van de geldboete die hun in het kader daarvan is opgelegd

Dictum

1)

Besluit C(2012) 1959 final van de Commissie van 28 maart 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 [VWEU] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39462 – Vrachtvervoer), wordt nietig verklaard voor zover het bedrag van de aan UTi Worldwide, Inc. opgelegde geldboete hoger is dan de aan UTi Nederland BV en aan UTI Worldwide (UK) Ltd opgelegde geldboeten.

2)

Het totaalbedrag van de bij artikel 2, lid 2, van besluit C(2012) 1959 final aan UTi Worldwide opgelegde geldboete wordt vastgesteld op 2 965 000 EUR, waarbij het aan haar toe te rekenen bedrag op grond van artikel 2, lid 2, onder j), van dat besluit wordt vastgesteld op 1 692 000 EUR. Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Het beroep wordt afgewezen voor het overige.

4)

UTi Worldwide, UTi Nederland et UTI Worldwide (UK) zullen negen tiende van de kosten van de Europese Commissie alsook van hun eigen kosten dragen.

5)

De Commissie zal een tiende van haar eigen kosten en die van UTi Worldwide, UTi Nederland en UTI Worldwide (UK) dragen.