Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 17 januari 2024 door OA tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer) van 8 november 2023 in zaak T-39/22, OA / Parlement

(Zaak C-32/24 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: OA (vertegenwoordigers: G. Rossi, F. Regaldo, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

de hogere voorziening toe te wijzen;

het bestreden arrest te vernietigen, en derhalve:

beide bestreden besluiten nietig te verklaren (behalve het gedeelte van het tweede bestreden besluit waarin verweerder zijn klacht over de pensioenleeftijd heeft aanvaard);

ingeval het Hof de bestreden besluiten niet nietig verklaart, verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade die rekwirant heeft geleden, ten belope van het bedrag dat zal worden bepaald volgens de formule bedoeld in punt 74 van het verzoekschrift voor het Gerecht, dan wel van elk ander bedrag dat het Hof gerechtvaardigd en billijk acht;

verweerder te verwijzen in de kosten van beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft het zesde middel van rekwirant kennelijk onjuist opgevat, aangezien rekwirant niet heeft aangevoerd dat zijn pensioen moest worden „berekend op basis van het gemiddelde salaris tijdens de loopbaan”, maar wel dat toepassing moet worden gemaakt van de in artikel 77, lid 3, van het Ambtenarenstatuut bedoelde „pro rata 1-berekening”.

Door te oordelen dat artikel 77, lid 3, van het Ambtenarenstatuut alleen van toepassing is op ambtenaren en andere personeelsleden en niet op geaccrediteerde parlementaire medewerkers, heeft het Gerecht deze laatsten op onrechtmatige wijze gediscrimineerd.

Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat artikel 77, lid 3, van het Ambtenarenstatuut van toepassing wanneer de salarissen schommelen.

Door de situatie van ambtenaren – die een lineaire salarisevolutie kennen – en die van geaccrediteerde parlementaire medewerkers – waarbij dat niet het geval is – gelijk te behandelen, schendt het Gerecht het non-discriminatiebeginsel.

Door toe te staan dat een Unie-instelling verklaart dat het pensioen van een personeelslid zal worden berekend volgens het pro rata-criterium, zoals geregeld in het Unierecht, en vervolgens deze methode volledig naast zich neerlegt, heeft het Gerecht het Unierechtelijke beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen ernstig ondermijnd.

____________