Language of document : ECLI:EU:T:2015:20

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

16 januari 2015

Zaak T‑107/13 P

Cornelia Trentea

tegen

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Tijdelijk functionarissen – Aanwerving – Besluit tot afwijzing van de sollicitatie en tot aanstelling van een andere kandidaat – Middel voor het eerst ter terechtzitting aangevoerd – Verkeerde opvatting van de bewijselementen – Motiveringsplicht – Betwisting van de verwijzing in de kosten”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 11 december 2012, Trentea/FRA (F‑112/10, JurAmbt., EU:F:2012:179), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Trentea draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten die het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) in deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Onderscheid tussen middelen van openbare orde en andere, zoals middelen ten gronde – Afwijzing van een middel dat niet tot de middelen van openbare orde behoort

2.      Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van de feiten en de bewijselementen – Niet-ontvankelijkheid – Toezicht door het Gerecht van de beoordeling van de feiten en de bewijselementen – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11)

3.      Hogere voorziening – Middelen – Ontoereikende motivering – Bevoegdheid van het Gerecht

4.      Ambtenaren – Bezwarend besluit – Motiveringsplicht – Omvang – Ontoereikende motivering – Regularisatie in de loop van de contentieuze procedure – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 25)

5.      Gerechtelijke procedure – Duur van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken – Redelijke termijn

1.      Aangaande het betoog, in het stadium van de hogere voorziening, van de rekwirerende partij dat het Gerecht voor ambtenarenzaken zich ambtshalve had moeten uitspreken over de afwezigheid of een vermeende niet-inachtneming van de rol, binnen het selectiecomité, van een door het personeelscomité aangewezen lid, volstaat de vaststelling dat rekwirante niet aantoont dat dit een middel van openbare orde is.

Bij gebreke van elk feitelijk element dat op dit punt in het dossier is opgenomen, met name tijdens de terechtzitting, heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken zijn arrest bovendien rechtens genoegzaam gemotiveerd, door zich te beperken tot de opmerking dat een dergelijk middel geen middel was dat de rechter ambtshalve moest aanvoeren.

(cf. punten 45 en 46)

Referentie:

Hof: beschikking van 3 oktober 2013, Marcuccio/Commissie, C‑617/11 P, EU:C:2013:657, punt 22

2.      De beoordeling van de feiten door het Gerecht voor ambtenarenzaken levert geen rechtsvraag op die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Gerecht, behoudens in geval van een verkeerde opvatting van de bewijselementen. Die onjuiste opvatting moet duidelijk uit de stukken van het dossier blijken, zonder dat de feiten en de bewijzen opnieuw hoeven te worden beoordeeld.

(cf. punten 61‑63 en 69)

Referentie:

Gerecht: beschikking van 12 juli 2007, Beau/Commissie, T‑252/06 P, JurAmbt., EU:T:2007:230, punten 45‑47 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      De vraag naar de omvang van de motiveringsplicht is een rechtsvraag die in het kader van een hogere voorziening tegen een arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken vatbaar is voor toetsing door het Gerecht.

(cf. punt 76)

Referentie:

Gerecht: arrest van 2 maart 2010, Doktor/Raad, T‑248/08 P, JurAmbt., EU:T:2010:57, punt 92 en aldaar aangehaalde rechtspraak

4.      Een ontoereikende – maar niet een geheel ontbrekende – motivering kan in de loop van het geding worden verholpen wanneer de betrokkene vóór de instelling van zijn beroep reeds over elementen beschikte die een begin van een motivering vormden. Voorts kan een besluit als toereikend gemotiveerd worden aangemerkt wanneer het is genomen in een context die de betrokken ambtenaar bekend was en waardoor hij de strekking ervan kan begrijpen. Ten slotte kan, met name wanneer het om besluiten houdende weigering van bevordering of tot afwijzing van een sollicitatie gaat, de motivering in het kader van het besluit tot afwijzing van een klacht worden aangevuld, daar de motivering van dat besluit wordt geacht samen te vallen met de motivering van het besluit waartegen de klacht was gericht.

(cf. punt 77)

Referentie:

Gerecht: arrest Doktor/Raad, punt 76 supra, EU:T:2010:57, punt 93 en aldaar aangehaalde rechtspraak

5.      Een termijn van bijna twee jaar voor het wijzen van een arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken kan niet als onredelijk worden beschouwd.

In elk geval kan de buitensporig lange duur van een procedure niet leiden tot de vernietiging van een arrest wanneer elke aanwijzing ontbreekt dat dit gevolgen heeft gehad voor de beslechting van het geding.

(cf. punten 84 en 85)

Referentie:

Hof: beschikking van 26 maart 2009, EFKON/Parlement en Raad, C‑146/08 P, EU:C:2009:201, punt 55 en aldaar aangehaalde rechtspraak