Language of document : ECLI:EU:T:2015:818





Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 29 oktober 2015 –
Litouwen / Commissie

(Zaak T‑110/13)

„Communautair steunprogramma voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa (Sapard) – Financiering door de Unie van bepaalde door Litouwen gedane uitgaven – Besluit waarbij de Commissie van Litouwen terugbetaling verlangt van een gedeelte van het uitgekeerde bedrag – Artikel 9, lid 1, van verordening (EG) nr. 1268/1999 – Verwijzing naar de in verordening (EG) nr. 1258/1999 neergelegde beginselen – Strekking van de meerjarenfinancieringsovereenkomst voor het Sapard-programma – Loyale samenwerking”

1.                     Toetreding van nieuwe lidstaten – Litouwen – Globale vastleggingen voor de financiële pretoetredingsinstrumenten – Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Sapard) – Wijze van uitvoering en invordering van de door Litouwen gedane uitgaven – Toepassing van de bepalingen van de meerjarenovereenkomst gesloten in het kader van Sapard als lex specialis ten aanzien van de bepalingen van verordening nr. 1268/1999 (Verordeningen van de Raad nr. 1258/1999 en nr. 1268/1999, art. 9, lid 1, tweede alinea) (cf. punten 27, 33)

2.                     Begroting van de Europese Unie – Financieel Reglement – Invordering van de schuldvorderingen op derden – Afstand – Voorwaarde – Insolvabiliteit van de schuldenaar die in aanmerking is gekomen voor een financiering van de Unie die wordt beheerd door de instelling die schuldeiser is – Mogelijkheid van afstand ten aanzien van een lidstaat die financiering heeft ontvangen in het kader van het speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Sapard) – Geen – Bestaan van een algemeen beginsel waarbij de instellingen van de Unie afstand doen van hun schuldvorderingen – Geen [Verordeningen van de Raad nr. 1258/1999, nr. 1266/1999, art. 12, lid 2, en nr. 1605/2002, art. 73, lid 2; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, art. 87, lid 1, b)] (cf. punten 31, 32, 42)

3.                     Toetreding van nieuwe lidstaten – Litouwen – Globale vastleggingen voor de financiële pretoetredingsinstrumenten – Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Sapard) – Invordering door de Commissie van onrechtmatige uitbetaalde bedragen – Geen duidelijke bepaling daaromtrent in de meerjarenovereenkomst die is gesloten in het kader van Sapard – Geen invloed (Verordening nr. 1268/1999 van de Raad) (cf. punten 38, 39, 41, 47)

4.                     Toetreding van nieuwe lidstaten – Toetredingsakte van 2003 – Onmiddellijke toepasselijkheid van de handelingen die de instellingen vóór de toetreding hebben vastgesteld – Gebruikmaking door de Commissie van de voorschriften van de verordeningen nrs. 1605/2002 en 2342/2002 om in het kader van een pretoetredingsprogramma onrechtmatig uitbetaalde bedragen in te vorderen – Toelaatbaarheid (Toetredingsakte van 2003, art. 2 en 10; verordening nr. 1605/2002 van de Raad; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie) (cf. punten 50, 51)

5.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit van de Commissie waarbij wordt geëist dat in het kader van het speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Sapard) onrechtmatig betaalde bedragen worden ingevorderd – Staat die adressaat van het besluit is en nauw betrokken was bij het opstellen van het besluit – Niet-nakoming van de motiveringsplicht – Geen (Art. 296 VWEU; verordening nr. 1268/1999 van de Raad) (cf. punten 54, 55)

6.                     Toetreding van nieuwe lidstaten – Litouwen – Globale vastleggingen voor de financiële pretoetredingsinstrumenten – Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling (Sapard) – Onregelmatigheid van bepaalde door Litouwen gedane uitgaven – Gevolgen – Invordering door de Commissie – Geen sanctie (Verordening nr. 1268/1999 van de Raad) (cf. punt 62)

7.                     Lidstaten – Verplichtingen – Verplichting tot loyale samenwerking met de instellingen van de Unie – Wederkerigheid (Art. 4, lid 3, VEU) (cf. punten 65, 68)

8.                     Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van geding – Middel dat voor het eerst in repliek is aangevoerd – Niet-ontvankelijkheid (Reglement voor procesvoering van het Gerecht, art. 84, lid 1) (cf. punten 83, 84)

Voorwerp

Primair, verzoek tot nietigverklaring van besluit FK/fa/D(2012)1707818 van de Commissie van 10 december 2012, voor zover de bijgevoegde debetnota nr. 3241213460 betrekking heeft op projecten waarvan de realisering is opgedragen aan ondernemingen die failliet zijn gegaan, en op project P27010010

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Republiek Litouwen draagt haar eigen kosten en die van de Europese Commissie.