Language of document :

Beroep ingesteld op 16 april 2013 – Ferracci / Commissie

(Zaak T-219/13)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Pietro Ferracci (San Cesareo, Italië) (vertegenwoordigers: A. Nucara en E. Gambaro, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit van de Commissie van 19 december 2012 krachtens artikel 263 VWEU nietig verklaren;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen besluit C(2012) 9461 def. van de Commissie van 19 december 2012 waarbij onverenigbaar met de interne markt is verklaard de steun die op basis van de vrijstelling van gemeentebelasting op onroerende zaken (ICI) is toegekend aan niet-commerciële lichamen voor het verrichten van bepaalde activiteiten, zonder evenwel terugvordering te gelasten, en waarin is verklaard dat de gunstige behandeling van de Kerk en enkele sportverenigingen op grond van artikel 149 van de Testo unico delle imposte sul reddito (TUIR) alsmede de vrijstelling van de IMU (Imposta Municipale Propria) die is verleend aan enkele lichamen die bestemd zijn om specifieke activiteiten te verrichten, geen staatssteun vormden.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

Schending, onjuiste toepassing en onjuiste uitlegging van artikel 14 van verordening (EG) nr. 659/1999

Hoewel verweerster heeft vastgesteld dat de artikelen 107 VWEU en 108 VWEU waren geschonden, heeft zij geen terugvordering van bovengenoemde staatssteun gelast. Verzoekster stelt in dit verband dat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die zouden kunnen leiden tot absolute onmogelijkheid om de steun terug te vorderen, en dat een dergelijke onmogelijkheid hoe dan ook niet is bewezen.

Schending en onjuiste toepassing artikel 107, eerste alinea, VWEU

In het bestreden besluit heeft verweerster vastgesteld dat de door de Italiaanse Republiek middels artikel 149, lid 4, TUIR uitgevoerde steunmaatregel niet de kenmerken heeft van staatssteun in de zin van het VWEU. In het bijzonder heeft verweerster vastgesteld dat er geen sprake was van een selectief voordeel. Verzoekster meent daarentegen dat de betrokken regeling een selectief voordeel toekent aan kerkelijke lichamen naar burgerlijk recht en amateursportverenigingen en voorts voldoet aan alle voorwaarden voor het bestaan van staatssteun overeenkomstig artikel 107, eerste alinea, VWEU.

Schending en onjuiste toepassing artikel 107, eerste alinea, VWEU

In het bestreden besluit heeft verweerster vastgesteld dat de door de Italiaanse Republiek middels de zogeheten IMU-vrijstelling uitgevoerde steunmaatregel niet de kenmerken heeft van staatssteun in de zin van het VWEU. In het bijzonder heeft verweerster vastgesteld dat de begunstigden van de IMU-vrijstelling geen „ondernemingen” zijn. Verzoekster meent daarentegen dat de begunstigden ondernemingen in de zin van het gemeenschapsrecht zijn en dat is voldaan aan alle voorwaarden voor het bestaan van staatsteun overeenkomstig artikel 107, eerste alinea, VWEU.

Schending van artikel 296 VWEU

Het bestreden besluit moet nietig worden verklaard wegens de ontoereikende motivering daarin met betrekking tot alle hierboven uiteengezette gronden van het beroep, waardoor artikel 296 VWEU is geschonden.