Language of document : ECLI:EU:C:2016:72

Zaak C‑336/14

Strafzaak

tegen

Sebat Ince

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Amtsgericht Sonthofen)

„Vrij verrichten van diensten – Artikel 56 VWEU – Kansspelen – Publiek monopolie inzake sportweddenschappen – Voorafgaande administratieve vergunning – Uitsluiting van particuliere exploitanten – Inzamelen van weddenschappen voor rekening van een in een andere lidstaat gevestigde exploitant – Strafrechtelijke sancties – Nationale bepaling in strijd met het Unierecht – Uitschakeling – Overgang naar een stelsel waarin een beperkt aantal concessies aan particuliere exploitanten wordt verleend – Beginselen van transparantie en onpartijdigheid – Richtlijn 98/34/EG – Artikel 8 – Technische voorschriften – Regels betreffende diensten – Kennisgevingsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 februari 2016

1.        Vrij verrichten van diensten – Verdragsbepalingen – Werkingssfeer – Kansspelen – Inzamelen van weddenschappen door een in een lidstaat gevestigde vennootschap door tussenkomst van een in een andere lidstaat gevestigde marktdeelnemer – Daaronder begrepen

(Art. 56 VWEU)

2.        Recht van de Europese Unie – Voorrang – Nationaal recht dat daarmee in strijd is – Niet-toepasselijkheid van rechtswege van bestaande bepalingen

(Verklaring nr. 17 bij het VEU en VWEU)

3.        Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale regeling die aan een enkele aan overheidscontrole onderworpen marktdeelnemer een monopolie op de organisatie van deze spelen toekent – Ontoelaatbaarheid – Geen overgangsperiode voor de betrokken nationale overheid om bij wijze van overgangsmaatregel vergunningaanvragen in die sector niet te behandelen – Voorwaarden voor de toekenning van vergunningen voor de organisatie van kansspelen in geval van dergelijke aanvragen – Eerbiediging van de fundamentele regels van de Verdragen en van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie

(Art. 56 VWEU)

4.        Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale regeling op grond waarvan het verboden is zonder vergunning als tussenpersoon sportweddenschappen aan te bieden voor rekening van een marktdeelnemer met een vergunning in een andere lidstaat – Vergunningprocedure die door de nationale autoriteiten inconsequent wordt toegepast en in twijfel wordt getrokken door bepaalde nationale rechterlijke instanties – Voortbestaan van de gevolgen van een publiek monopolie op sportweddenschappen waarvan de nationale rechterlijke instanties nochtans hebben vastgesteld dat het in strijd is met het Unierecht – Ontoelaatbaarheid

(Art. 56 VWEU)

5.        Lidstaten – Verplichtingen

(Art. 4, lid 3, VEU; verklaring nr. 17 bij het VEU en VWEU)

6.        Harmonisatie van de wetgevingen – Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij – Richtlijn 98/34 – Verplichting van de lidstaten om elk ontwerp van technisch voorschrift aan te melden bij de Commissie – Omvang – Niet-nakoming van de verplichting – Gevolgen

(Richtlijn 98/34 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48, art. 8, lid 1)

7.        Harmonisatie van de wetgevingen – Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij – Richtlijn 98/34 – Technisch voorschrift – Begrip – Nationale bepalingen die de voorwaarden bevatten voor de vestiging of verrichting van diensten door ondernemingen – Daarvan uitgesloten

(Richtlijn 98/34 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48, art. 1, punt 11)

8.        Harmonisatie van de wetgevingen – Informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij – Richtlijn 98/34 – Verplichting van de lidstaten om elk ontwerp van technisch voorschrift aan te melden bij de Commissie – Omvang – Geen kennisgeving van nationale bepalingen waarbij in een regio regels worden gehandhaafd waarvan al kennis was gegeven als voor alle regio’s van de betrokken lidstaat gemeenschappelijke bepalingen – Niet-nakoming

(Richtlijn 98/34 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48, overweging 7 en art. 8, lid 1)

9.        Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale regeling op grond waarvan het verboden is zonder vergunning als tussenpersoon sportweddenschappen aan te bieden voor rekening van een marktdeelnemer met een vergunning in een andere lidstaat – Onverenigbaarheid van de vergunningprocedure met het beginsel van gelijke behandeling en met het transparantiebeginsel – Voortbestaan van de gevolgen van een publiek monopolie op sportweddenschappen waarvan de nationale rechterlijke instanties nochtans hebben vastgesteld dat het in strijd is met het Unierecht – Ontoelaatbaarheid

(Art. 56 VWEU)

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 43)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 52)

3.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 54, 55)

4.        Artikel 56 VWEU moet aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de strafvervolgingsautoriteiten van een lidstaat een sanctie opleggen aan een particuliere exploitant die zonder vergunning als tussenpersoon sportweddenschappen aanbiedt voor rekening van een andere particuliere exploitant die geen vergunning heeft om in die lidstaat sportweddenschappen te organiseren, maar die wel een vergunning heeft in een andere lidstaat, wanneer de vergunningsplicht voor het organiseren of als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen past binnen het kader van een publiek monopolie waarvan de nationale rechterlijke instanties hebben vastgesteld dat het in strijd is met het Unierecht. Artikel 56 VWEU verzet zich ook tegen een dergelijke sanctie indien een particuliere exploitant in theorie een vergunning voor het organiseren of als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen kan verkrijgen, voor zover het niet zeker is dat de procedure voor verlening van een dergelijke vergunning bekend is en voor zover het publieke monopolie inzake sportweddenschappen, waarvan de nationale rechterlijke instanties hebben geoordeeld dat het in strijd is met het Unierecht, nog steeds bestaat ondanks de vaststelling van een dergelijke procedure.

Indien de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een fictieve vergunningprocedure niet unaniem en uniform toepassen en de nationale rechterlijke instanties het er niet over eens zijn of deze procedure rechtmatig is, kan immers niet worden uitgesloten dat particuliere exploitanten niet in staat zijn kennis te hebben van de procedure die moet worden gevolgd om een vergunning voor het organiseren of als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen aan te vragen, of van de voorwaarden waaronder een vergunning hun zal worden verleend of geweigerd. Door een dergelijke vaagheid kunnen de betrokken exploitanten de omvang van hun uit artikel 56 VWEU voortvloeiende rechten en verplichtingen niet kennen, zodat die regeling in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Bijgevolg kan niet worden aangenomen dat een dergelijke fictieve vergunningprocedure de door de nationale rechterlijke instanties vastgestelde onverenigbaarheid met het Unierecht van de nationaalrechtelijke bepalingen waarbij een publiek monopolie op het organiseren en als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen wordt ingesteld, heeft verholpen.

(cf. punten 58, 59, 62, 65, dictum 1)

5.        Een lidstaat kan geen straf opleggen omdat niet aan een administratieve formaliteit is voldaan, wanneer hij de vervulling van die formaliteit in strijd met het Unierecht heeft geweigerd of onmogelijk heeft gemaakt. Een dergelijk verbod, dat voortvloeit uit het beginsel van de voorrang van het Unierecht en uit het beginsel van loyale samenwerking zoals neergelegd in artikel 4, lid 3, VEU, geldt voor alle organen van de betrokken lidstaat, waaronder de strafvervolgingsautoriteiten, binnen het kader van hun bevoegdheden.

(cf. punten 63, 64)

6.        Niet-nakoming van de kennisgevingsplicht die is neergelegd in artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48, levert een vormverzuim bij de vaststelling van de betrokken technische voorschriften op en leidt tot niet-toepasselijkheid van die technische voorschriften, met als gevolg dat deze niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen. In dat verband vereist artikel 8, lid 1, van die richtlijn weliswaar dat het volledige ontwerp van een wet die technische voorschriften bevat, aan de Commissie wordt meegedeeld, maar strekt de niet-toepasselijkheid die voortvloeit uit niet-nakoming van die verplichting zich niet uit tot alle bepalingen van een dergelijke wet, maar alleen tot de daarin opgenomen technische voorschriften.

(cf. punten 67, 68)

7.        Nationale bepalingen die enkel voorwaarden bevatten voor de vestiging of de verrichting van diensten door ondernemingen, zoals bepalingen die de uitoefening van een beroepsactiviteit afhankelijk stellen van een voorafgaande vergunning, zijn geen technische voorschriften in de zin van artikel 1, punt 11, van richtlijn 98/34 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48.

(cf. punt 76)

8.        Artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48, moet aldus worden uitgelegd dat de in dat artikel neergelegde kennisgevingsplicht geldt voor het ontwerp van een regionale wettelijke regeling waarbij op het betrokken regionale niveau de bepalingen worden gehandhaafd van een voor alle regio’s van een lidstaat gemeenschappelijke wettelijke regeling die is verstreken, voor zover dat ontwerp technische voorschriften in de zin van artikel 1 van deze richtlijn bevat, zodat deze technische regels niet kunnen worden tegengeworpen aan een particulier in het kader van een strafprocedure wanneer die verplichting niet wordt nagekomen. Aan die verplichting wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat een ontwerp van die gemeenschappelijke wettelijke regeling voordien aan de Commissie was meegedeeld overeenkomstig artikel 8, lid 1, van deze richtlijn en in die regeling uitdrukkelijk in de mogelijkheid van verlenging was voorzien, waarvan evenwel geen gebruik is gemaakt.

In het bijzonder gelet op de tweede doelstelling van richtlijn 98/34, die wordt vermeld in overweging 7 daarvan, is het immers van belang dat de marktdeelnemers van een lidstaat op de hoogte worden gebracht van de ontwerpen van technische voorschriften van een andere lidstaat en de temporele en territoriale werkingssfeer daarvan, opdat zij de omvang kunnen kennen van de verplichtingen die hun mogelijk worden opgelegd en kunnen anticiperen op de vaststelling van die teksten door in voorkomend geval hun producten of diensten tijdig aan te passen. In die omstandigheden vereist de verwezenlijking van de doelstellingen van richtlijn 98/34 dat het ontwerp van nationale regels die inhoudelijk weliswaar identiek zijn aan regels die eerder aan de Commissie zijn meegedeeld, maar ervan verschillen wat hun temporele en territoriale werkingssfeer betreft, wordt meegedeeld aan de Commissie op grond van artikel 8, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn.

(cf. punten 81‑84, dictum 2)

9.        Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat een sanctie oplegt voor het zonder vergunning als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen op zijn grondgebied voor rekening van een exploitant met een vergunning voor de organisatie van sportweddenschappen in een andere lidstaat:

-      wanneer de verlening van een vergunning voor de organisatie van sportweddenschappen afhankelijk is van het verkrijgen van een concessie door die exploitant volgens een procedure voor de verlening van concessies, voor zover de nationale rechter vaststelt dat die procedure in strijd is met het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting, en

-      voor zover de bepalingen tot instelling van een publiek monopolie op het organiseren en als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen, waarvan de nationale rechterlijke instanties hebben geoordeeld dat zij in strijd zijn met het Unierecht, in de praktijk van toepassing zijn gebleven, ondanks de inwerkingtreding van een nationale bepaling op grond waarvan aan particuliere exploitanten een concessie kon worden verleend.

Openbare autoriteiten die concessieovereenkomsten voor diensten sluiten, moeten immers de fundamentele regels van het Verdrag in het algemeen, met name artikel 56 VWEU, en het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting in het bijzonder, in acht nemen.

(cf. punten 86, 95, dictum 3)