Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 1 maart 2002 ingesteld door Waardals AS tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-62/02)

    (Procestaal: Engels)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 1 maart 2002 beroep tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen ingesteld door Waardals AS, vertegenwoordigd door T. O. Laake en J. M. Langseth van het advocatenkantoor Schjødt AS te Stavanger (Noorwegen).

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

( artikel 1 van de beschikking nietig te verklaren voorzover het betrekking heeft op verzoekster, of, subsidiair, de aangenomen duur van de inbreuk te verminderen met betrekking tot verzoekster;

( de bij artikel 3, sub f, van de beschikking aan verzoekster opgelegde geldboete nietig te verklaren, of, subsidiair, die geldboete aanzienlijk te verlagen;

( de door verzoekster gevraagde maatregelen tot organisatie van de procesgang te treffen, daaronder begrepen het oproepen en horen van getuigen en het verlenen van inzage in het door de Commissie opgestelde verslag van de hoorzitting;

( de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De beschikking waartegen in deze zaak wordt opgekomen, is dezelfde als die welke aan de orde was in zaak T-33/02, Britannia Alloys & Chemicals/Commissie. De middelen en voornaamste argumenten zijn nagenoeg dezelfde als die welke in die zaak werden aangevoerd.

Verzoekster betoogt met name:

( dat de Commissie bij haar berekening van de geldboete is uitgegaan van een onjuiste beoordeling van het bewijsmateriaal en de feiten van de zaak. Allereerst heeft Commissie geoordeeld dat al degenen tot wie de beschikking is gericht, een inbreuk van dezelfde duur, te weten 4 jaar en 1 maand, hebben begaan. Daarbij heeft de Commissie geen rekening gehouden met het feit dat Waardals tussen april 1995 en augustus 1995 niet aan de inbreuk heeft deelgenomen. De Commissie is eraan voorbijgegaan dat verzoekster zich onmiddellijk na het onderzoek uit het kartel heeft teruggetrokken en de inbreuk heeft beëindigd.

( dat de Commissie de geldboete onjuist heeft berekend en de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten onjuist heeft toegepast. Verzoekster stelt dienaangaande, dat de geldboete is verhoogd wegens de duur van de inbreuk en omdat de Commissie niet op passende wijze onderscheid heeft gemaakt tussen de leden van het kartel. Bovendien heeft de Commissie geen rekening gehouden met het feit dat de verzoekster was uitgenodigd om toe te treden tot een reeds bestaand kartel en dat zij nooit tot de "inner circle" heeft behoord. Verder is de Commissie eraan voorbijgegaan dat Waardals de betrokken afspraken slechts in zeer geringe mate is nagekomen. Bij de vaststelling van de geldboeten heeft de Commissie derhalve het beginsel van gelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel geschonden, en heeft zij bovengenoemde richtsnoeren verkeerd toegepast.

C

____________