Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgerichts Berlin (Duitsland) op 14 november 2023 – Staatsanwaltschaft Berlin / M.R.

(Zaak C-675/23, Staatsanwaltschaft Berlin II)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Strafvervolgingsautoriteit: Staatsanwaltschaft Berlin

Verdachte: M.R.

Prejudiciële vragen

1. Uitlegging van artikel 6, lid 1, onder b), van richtlijn 2014/411 (hierna: EOB-richtlijn)

Staat artikel 6, lid 1, onder b), van de EOB-richtlijn in de weg aan een Europees onderzoeksbevel (hierna: „EOB”) ter fine van overdracht van reeds in de uitvoerende staat (Frankrijk) aanwezige telecommunicatiegegevens, wanneer een vergelijkbare binnenlandse interceptiemaatregel naar het recht van de uitvaardigende lidstaat (Duitsland) ongeoorloofd zou zijn geweest en de daaruit verkregen gegevens om die reden ook niet voor strafvervolging in een andere procedure zouden mogen worden gebruikt?

2. Uitlegging van artikel 6, lid 1, onder a), van de EOB-richtlijn

a) Staat artikel 6, lid 1, onder a), van de EOB-richtlijn in de weg aan een EOB ter fine van overdracht van reeds in de uitvoerende staat (Frankrijk) aanwezige gegevens die afkomstig zijn uit een interceptie van telecommunicatie – met name verkeers- en locatiegegevens en opnames van de inhoud van de communicatie –, wanneer

•    de interceptie door de uitvoerende staat betrekking had op alle gebruikers van een communicatieaansluiting;

•    het EOB gericht is op de overdracht van de gegevens van alle op het grondgebied van de uitvaardigende staat gebruikte aansluitingen;

•    er noch bij de instelling en de uitvoering van de interceptiemaatregel noch bij de uitvaardiging van het EOB concrete aanwijzingen bestonden dat deze individuele gebruikers ernstige strafbare feiten pleegden;

•    er bij de afweging dus geen sprake is van met het individuele geval verband houdende omstandigheden waarvan de beoordeling alleen toekomt aan de uitvaardigende autoriteit of de bevoegde nationale rechterlijke instantie?

b) Staat artikel 6, lid 1, onder a), van de EOB-richtlijn aan een dergelijk EOB in de weg, wanneer de integriteit van de door de interceptiemaatregel verkregen gegevens vanwege omvattende geheimhouding door de overheidsinstanties in de uitvoerende staat niet kan worden geverifieerd?

3. Rechtsgevolgen van bewijsverkrijging in strijd met het Unierecht

Vloeit uit het Unierecht, en in het bijzonder het doeltreffendheidsbeginsel, voort dat schendingen van het Unierecht bij de bewijsverkrijging in een nationale strafprocedure ook in geval van ernstige strafbare feiten niet geheel zonder gevolg mogen blijven en bijgevolg als obstakel voor het gebruik van het bewijs dan wel bij de beoordeling van het bewijs of bij de straftoemeting ten gunste van de verdachte in aanmerking moeten worden genomen?

____________

1 Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB 2014, L 130, blz. 1).