Language of document : ECLI:EU:T:2006:169

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer)

22 juni 2006 (*)

„Beroep tot nietigverklaring − Beroep tot schadevergoeding − Suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO − Vrijwaringsmaatregel − Stilzitten van verzoeker − Afdoening zonder beslissing”

In zaak T‑202/01,

Free Trade Foods NV, gevestigd op Curaçao (Nederlandse Antillen), aanvankelijk vertegenwoordigd door M. Slotboom en N. Helder, advocaten, vervolgens door Slotboom,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door T. van Rijn als gemachtigde,

verweerster,

ondersteund door

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad als gemachtigde,

interveniënt,

betreffende in de eerste plaats een verzoek tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1325/2001 van de Commissie van 29 juni 2001 tot verlenging van de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer, uit de landen en gebieden overzee, van producten van de sector suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO, voor de periode van 1 juli tot 1 december 2001 (PB L 177, blz. 57), en in de tweede plaats een verzoek tot vergoeding van de schade die verzoekster stelt te hebben geleden als gevolg van de vaststelling van de bestreden verordening,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: M. Vilaras, kamerpresident, F. Dehousse en D. Šváby, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

1       Bij verordening (EG) nr. 1325/2001 van 29 juni 2001 tot verlenging van de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer, uit de landen en gebieden overzee, van producten van de sector suiker met oorsprongscumulatie EG/LGO, voor de periode van 1 juli tot 1 december 2001 (PB L 177, blz. 57), heeft de Commissie een vrijwaringsmaatregel getroffen ter beperking van de hoeveelheid producten van de sector suiker, uit de landen en gebieden overzee (LGO) en met oorsprongscumulatie EG/LGO, die vrij van invoerrechten in de Europese Gemeenschap kunnen worden ingevoerd tijdens die periode.

2       Verzoekster is een op de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming die suiker verwerkt. Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Gerecht op 30 augustus 2001, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

3       Bij beschikking van de president van de Derde kamer van het Gerecht van 7 januari 2002 is het Koninkrijk der Nederlanden toegelaten tot interventie aan de zijde van verzoekster en is het Koninkrijk Spanje toegelaten tot interventie aan de zijde van verweerster. Verzoekster heeft overeenkomstig artikel 116, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verzocht dat bepaalde vertrouwelijke gegevens uit het dossier niet aan interveniënten zullen worden meegedeeld. Zij heeft een niet-vertrouwelijke versie van de betrokken memories overgelegd en bij de mededeling van de processtukken aan interveniënten is enkel deze niet-vertrouwelijke versie toegezonden. Interveniënten hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt en zij hebben hun memorie binnen de daartoe gestelde termijn ingediend.

4       Partijen is op 14 februari 2003 verzocht hun opmerkingen te maken over een schorsing van de behandeling hangende de einduitspraak van het Hof in de zaken Rica Foods/Commissie (C‑40/03 P en C‑41/03 P), waarin identieke vraagstukken aan de orde waren.

5       Bij beschikking van de president van de Derde kamer van het Gerecht van 14 maart 2003 is de behandeling geschorst tot de einduitspraak van het Hof in de zaken Rica Foods/Commissie (C‑40/03 P en C‑41/03 P).

6       Bij de wijziging van de samenstelling van de kamers van het Gerecht bij het begin van het nieuwe gerechtelijk jaar is de rechter-rapporteur toegevoegd aan de Vijfde kamer, aan welke kamer de onderhavige zaak dan ook is toegewezen.

7       Bij arresten van 14 juli 2005, Rica Foods/Commissie (C‑40/03 P, Jurispr. blz. I‑6811, en C‑41/03 P, Jurispr. blz. I‑6875), heeft het Hof de hogere voorzieningen van Rica Foods afgewezen. De behandeling van de onderhavige zaak is daarop hervat.

8       In het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang is partijen op 20 juli 2005 verzocht, hun opmerkingen te maken over de gevolgen die de arresten van het Hof van 14 juli 2005, Rica Foods/Commissie, reeds aangehaald, en Nederland/Commissie (C‑26/00, Jurispr. blz. I‑6527, C‑180/00, Jurispr. blz. I‑6603, en C‑452/00, Jurispr. blz. I‑6645), gewezen in zaken waarin identieke vraagstukken aan de orde waren, konden hebben voor het onderhavige beroep.

9       Bij brief van 30 augustus 2005 heeft verweerster meegedeeld dat het geen zin had, de behandeling van de zaak voort te zetten. Zij gaf te kennen dat indien verzoekster geen afstand deed van instantie, het Gerecht het beroep bij beschikking kennelijk ongegrond diende te verklaren.

10     Verzoekster en interveniënten hebben geen gevolg gegeven aan het verzoek van het Gerecht.

11     In deze omstandigheden is verzoekster en interveniënten op 8 november 2005 gevraagd, hun opmerkingen over het antwoord van verweerster van 30 augustus 2005 kenbaar te maken en hun standpunt te bepalen over het gevolg dat aan de onderhavige zaak diende te worden gegeven. Verzoekster is ook gevraagd mee te delen of zij nog belang had bij de beslissing van het geding.

12     Verzoekster heeft het verzoek van het Gerecht niet beantwoord.

13     Bij op 22 november 2005 ter griffie van het Gerecht ingeschreven brief heeft het Koninkrijk Spanje zich aangesloten bij het standpunt van verweerster dat indien verzoekster geen afstand deed van instantie, het Gerecht het beroep kennelijk ongegrond diende te verklaren.

14     Bij op 24 november 2005 ter griffie van het Gerecht ingekomen brief heeft het Koninkrijk der Nederlanden het Gerecht meegedeeld dat het zijn interventie wenste in te trekken.

15     Na het horen van partijen is het Koninkrijk der Nederlanden bij beschikking van de president van de Vijfde kamer van 26 januari 2006 doorgehaald als interveniënt in de zaak.

16     Gelet op het uitblijven van een antwoord van verzoekster op de verzoeken van het Gerecht, met name op de vraag of zij nog belang had bij de beslissing van het geding, heeft het Gerecht partijen op 23 januari 2006 krachtens artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering verzocht, hun opmerkingen te maken over een eventuele afdoening zonder beslissing van de onderhavige zaak.

17     Bij op 2 februari 2006 ter griffie van het Gerecht ingeschreven brief heeft verweerster te kennen gegeven dat zij dienaangaande geen opmerkingen had.

18     Bij op 6 februari 2006 ter griffie van het Gerecht ingeschreven brief heeft het Koninkrijk Spanje meegedeeld dat het geen bezwaar had tegen een eventuele afdoening zonder beslissing.

19     Verzoekster heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek van het Gerecht.

20     In deze omstandigheden dient, inzonderheid gelet op het stilzitten van verzoekster, overeenkomstig artikel 113 van het Reglement voor de procesvoering ambtshalve te worden vastgesteld dat het beroep zonder voorwerp is geraakt en dat er niet op behoeft te worden beslist (zie in die zin beschikking Gerecht van 6 december 1999, Boyes/Commissie, T‑81/98, Jurispr. blz. II‑3501).

 Kosten

21     Volgens artikel 87, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Gerecht vrijelijk over de kosten wanneer het geding zonder voorwerp is geraakt. Volgens artikel 87, lid 4, van dit Reglement dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, evenwel hun eigen kosten.

22     Op basis van deze bepalingen dient in casu te worden bepaald dat verzoekster haar eigen kosten en die van verweerster zal dragen en dat het Koninkrijk Spanje zijn eigen kosten zal dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vijfde kamer)

beschikt:


1)      Op het onderhavige beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)      Verzoekster wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van verweerster. Het Koninkrijk Spanje draagt zijn eigen kosten.

Luxemburg, 22 juni 2006.

De griffier

 

      De president van de Vijfde kamer

E. Coulon

 

      M. Vilaras


* Procestaal: Nederlands.