Language of document : ECLI:EU:T:2013:406

Zaak T‑465/11

Globula a.s.

tegen

Europese Commissie

„Interne markt voor aardgas – Richtlijn 2003/55/EG – Verplichting voor aardgasondernemingen om systeem voor onderhandelde toegang van derden tot gasopslaginstallaties op te zetten – Besluit van Tsjechische autoriteiten waarbij verzoekster tijdelijke ontheffing wordt verleend met betrekking tot haar toekomstige installaties voor ondergrondse gasopslag te Dambořice – Besluit van Commissie waarbij Tsjechische Republiek wordt gelast ontheffingsbesluit in te trekken – Werking in tijd van richtlijn 2003/55”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 6 september 2013

1.      Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Natuurlijke of rechtspersonen – Beroep dat verzoekende partij voordeel kan opleveren

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

2.      Harmonisatie van wetgevingen – Harmonisatiemaatregelen – Gemeenschappelijke regels voor interne markt voor aardgas – Richtlijn 2009/73 – Wijziging van in richtlijn 2003/55 neergelegde procedure voor vaststelling van ontheffingsbesluiten – Terugwerkende kracht – Geen – Toepassing van oude regeling op ontheffingsprocedures die aanhangig waren op tijdstip van inwerkingtreding van richtlijn 2009/73

(Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 2003/55, art.22, en 2009/73, art. 36, 53 en 54)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 21‑23)

2.      De procedureregels worden in het algemeen geacht van toepassing te zijn op alle bij hun inwerkingtreding aanhangige gedingen, terwijl de materiële regels doorgaans aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing zijn op vóór de inwerkingtreding ervan bestaande situaties. Evenwel is aanvaard dat van dit beginsel kan worden afgeweken indien de wettelijke regeling onlosmakelijk met elkaar verbonden procedureregels en materiële regels bevat, waarvan de bijzondere voorschriften, wat de gevolgen in de tijd ervan betreft, niet op zichzelf mogen worden beschouwd. In die omstandigheden mag aan het geheel van de betrokken bepalingen enkel terugwerkende kracht worden verleend indien daarvoor voldoende duidelijke aanwijzingen bestaan.

De grondige procedurele wijzigingen die artikel 36 van richtlijn 2009/73 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55 heeft aangebracht aan de regels betreffende de vaststelling door de nationale instanties van een besluit tot ontheffing van de bepalingen van die richtlijn, kunnen niet los worden gezien van de inhoudelijke wijzigingen, wat de gevolgen in de tijd ervan betreft. Ten eerste vormt de door artikel 36 geregelde ontheffingsprocedure immers één enkele procedure, ook al verloopt zij deels op nationaal niveau en deels op het niveau van de Unie. Bijgevolg kunnen de wijzigingen inzake de nationale fase van de procedure en die inzake de fase op het niveau van de Unie niet los van elkaar worden beoordeeld. Ten tweede zijn aanzienlijke wijzigingen aangebracht in de wijze waarop de beslissingsbevoegdheid is verdeeld tussen de diverse spelers in de procedure, die in het bijzonder consequenties kunnen hebben voor de uitkomst van de procedure.

Dergelijke wijzigingen vormen bijgevolg één onlosmakelijk geheel, zodat aan artikel 36 in zijn geheel enkel terugwerkende kracht mag worden verleend indien daarvoor voldoende duidelijke aanwijzingen bestaan. Van dergelijke aanwijzingen is evenwel geen sprake, aangezien richtlijn 2009/73 in de artikelen 53 en 54 nauwkeurig bepaalt vanaf wanneer de daarin neergelegde regels moeten worden toegepast. Zij bevat echter geen regels die voorschrijven hoe de op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan aanhangige zaken moeten worden behandeld en die zouden kunnen rechtvaardigen dat wordt afgeweken van dit beginsel.

(cf. punten 24, 25, 27, 31‑33, 36, 37)