Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 22 april 2022 – CH / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

(Zaak C-279/22)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CH

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

Prejudiciële vragen

Moet artikel 2 van richtlijn 2013/34/EU1 aldus worden uitgelegd dat particuliere belastingplichtigen niet onder de werkingssfeer van die richtlijn vallen, maar alleen de vennootschappen en andere ondernemingsvormen die in de bijlagen I en II bij die richtlijn zijn opgenomen?

Indien het antwoord bevestigend luidt, betekent dit dan dat de bepalingen van richtlijn 2013/34/EU die verplichtingen opleggen, niet van toepassing zijn op particulieren, dat wil zeggen dat de verplichtingen die worden opgelegd aan ondernemingen die binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallen, niet afdwingbaar zijn jegens particuliere belastingplichtigen en niet aan hen kunnen worden tegengeworpen bij het onderzoek van hun fiscale verplichtingen?

Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, handelt de belastingdienst van een lidstaat dan in overeenstemming met de fundamentele boekhoudbeginselen en het doel en de functie van de openbaarmakingsplicht als bedoeld in de artikelen 4, 30 en 33 van richtlijn 2013/34/EU, met het recht op een eerlijk proces, dat als algemeen rechtsbeginsel is neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met de fundamentele beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid wanneer een belastingverschil wordt vastgesteld dat door een particuliere belastingplichtige op basis van de bepalingen van de wet inzake boekhouding louter verschuldigd is op grond dat de belastingplichtige de belastingdienst niet de volledige boekhouding van een van hem onafhankelijke vennootschap ter beschikking heeft kunnen stellen om aan te tonen dat hij in het belang van deze vennootschap in haar hoedanigheid als werkgever de contante bedragen heeft gebruikt die hij in het kader van zijn werkzaamheden volgens instructies of op basis van mandaten heeft beheerd, en de belastingdienst zich dus tegenover de belastingplichtige beklaagt over het ontbreken van documenten waarover deze niet hoeft te beschikken of om objectieve redenen niet had kunnen beschikken, aangezien deze documenten voor het publiek toegankelijk zijn wegens de verplichting van vennootschappen om hun jaarrekeningen openbaar te maken?

Moeten de bepalingen van richtlijn 2013/34/EU – in het bijzonder de overwegingen ervan en de artikelen 4, 6, 30 en 33 – aldus worden uitgelegd dat de naleving van de in die artikelen neergelegde verplichtingen een rechtsvermoeden doet ontstaan dat de in de jaarlijkse financiële overzichten opgenomen informatie in overeenstemming is met de boekhoudkundige basisbeginselen, in het bijzonder het waarachtigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel?

Handelt de belastingdienst in overeenstemming met de artikelen 4, 6, 30 en 33 van richtlijn 2013/34/EU, met het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een eerlijk proces en met het fundamentele beginsel van rechtszekerheid wanneer de door de vennootschap gepubliceerde jaarrekening als bewijs van de daarin vervatte informatie wordt afgewezen zonder het rechtsvermoeden van overeenstemming dat voortvloeit uit de naleving van de bepalingen van richtlijn 2013/34/EU te weerleggen en zonder de inhoud van de aangifte te onderzoeken, op grond dat deze jaarrekening op zichzelf niet volstaat als betrouwbaar bewijs van die informatie, en in het bijzonder als bewijs dat de belastingplichtige de door hem opgenomen bedragen aan de vennootschap heeft terugbetaald, maar dat daartoe de volledige boekhouding van de vennootschap noodzakelijk is?

____________

1 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB 2013, L 182, blz. 19).