Language of document :

Beroep ingesteld op 15 februari 2022 – Europese Commissie / Roemenië

(Zaak C-109/22)

Procestaal: Roemeens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Nicolae en E. Sanfrutos Cano, gemachtigden)

Verwerende partij: Roemenië

Conclusies

Vaststellen dat Roemenië, door niet alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan het arrest van het Hof in zaak C-301/17, Commissie/Roemenië1 , de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

Roemenië, wegens niet-nakoming van de verplichting om alle maatregelen te treffen die nodig zijn om te voldoen aan het arrest van het Hof in zaak C-301/17, Commissie/Roemenië, overeenkomstig artikel 260, lid 2, VWEU veroordelen tot betaling van een dwangsom ten belope van 29 781,3 EUR voor iedere dag vertraging, vanaf de datum waarop het arrest in de onderhavige zaak zal zijn uitgesproken en totdat alle maatregelen zijn getroffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest in zaak C-301/17, Commissie/Roemenië;

Roemenië overeenkomstig artikel 260, lid 2, VWEU veroordelen tot betaling van een forfaitaire som op basis van een dagelijks bedrag van 3 311,5 EUR vermenigvuldigd met het aantal verstreken dagen vanaf de dag na die waarop het arrest in zaak C-301/17, Commissie/Roemenië, is uitgesproken tot de datum waarop Roemenië alle maatregelen heeft genomen om gevolg te geven aan dat arrest, dan wel, indien die maatregelen niet worden genomen, tot de datum waarop het Hof arrest wijst in de onderhavige zaak, mits de minimale forfaitaire som van 1 643 000 EUR wordt overschreden;

Roemenië verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De vordering van de Europese Commissie tegen Roemenië betreft de niet-nakoming van de op deze lidstaat rustende verplichting om alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof in zaak C-301/17, aangezien 44 van de 68 in dit arrest bedoelde vuilstortplaatsen nog niet zijn gesloten overeenkomstig richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen1 .

De Commissie betoogt dat Roemenië ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van het arrest van het Hof geen puur interne omstandigheden kan aanvoeren, zoals noodzakelijke haalbaarheidsonderzoeken, onteigeningsprocedures en administratieve procedures of het feit dat de ondernemingen die de betreffende stortplaatsen exploiteren niet de nodige maatregelen hebben genomen.

Derhalve vordert de Commissie dat Roemenië een dwangsom van 29 781,3 EUR wordt opgelegd per dag vertraging bij de uitvoering van het arrest van het Hof, vanaf de datum waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt uitgesproken tot de datum waarop alle nodige maatregelen zijn genomen ter uitvoering van het arrest in zaak C-301/17. Teneinde te waarborgen dat de voortgang van Roemenië kan worden gecontroleerd, stelt de Commissie voor dat de dagelijkse dwangsom wordt berekend op basis van zesmaandelijkse perioden van vertraging bij het nemen van de maatregelen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof in zaak C-301/17, aan de hand van een degressieve formule waarbij het totale bedrag per periode wordt verminderd met een percentage dat overeenkomt met het aantal afvalstortplaatsen dat in overeenstemming is gebracht met richtlijn 1999/31.

Daarnaast vordert de Commissie dat Roemenië wordt veroordeeld tot betaling van een forfaitaire som op basis van een dagelijks bedrag van 3 311,5 EUR, vermenigvuldigd met het aantal verstreken dagen vanaf de dag na die waarop het arrest in zaak C-301/17 is uitgesproken tot de datum waarop Roemenië alle maatregelen heeft genomen om gevolg te geven aan dat arrest, dan wel, indien Roemenië die maatregelen niet neemt, tot de datum waarop het Hof arrest wijst in de onderhavige zaak, mits de minimale forfaitaire som van 1 643 000 EUR wordt overschreden.

De hoogte van deze dwangsom is door toepassing van de factor „n” bepaald met inachtneming van de ernst van de overtreding, de duur daarvan en de noodzaak om –naargelang van de financiële draagkracht van deze lidstaat – het afschrikkende effect van de sancties te verzekeren.

____________

1 Arrest van het Hof van 18 oktober 2018, Commissie/Roemenië, C-301/17, EU:C:2018:846, niet gepubliceerd.

1 PB 1999, L 182, blz. 1.