Language of document :

Beroep ingesteld op 9 september 2010 - Villeroy & Boch - Belgium/Commissie

(Zaak T-402/10)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Villeroy & Boch - Belgium (Brussel, België) (vertegenwoordigers: O. Brouwer en J. Blockx, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies van verzoekende partij

Nietigverklaring van de bestreden Beschikking, voor zover die Villeroy & Boch Belgium N.V./S.A. betreft;

subsidiair, vermindering van de aan de verzoekende partij opgelegde boete; alsook

veroordeling van de Commissie in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vraagt de gedeeltelijke nietigverklaring van de Beschikking van de Europese Commissie K (2010) 4185 van 23 juni 2010 in zaak COMP/39092 - Badezimmeraussstattungen, betreffende een inbreuk op artikel 101(1) VWEU op de markt voor kranen, douchewanden en keramische producten.

Tot staving van het beroep voert de verzoekster zeven middelen aan:

Schending van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Verdrag en vaste rechtspraak door ten onrechte uit te gaan van één enkele en voortdurende inbreuk.

Schending van de motiveringsplicht die voortvloeit uit artikel 296, lid 2 VWEU wegens onvoldoende en ondeugdelijke motivering met betrekking tot het aannemen van één enkele en voortdurende inbreuk.

Schending van de motiveringsplicht met betrekking tot de vermeende deelname van verzoekster aan de ten laste gelegde inbreuk op de Belgische markt evenals afwezigheid van bewijs dat verzoekende partij aan deze inbreuk op de Belgische markt heeft deelgenomen .

Hoofdelijk aansprakelijk stellen van verzoekende partij en haar moederbedrijf voor de boete is in strijd met het nulla poena sine lege-beginsel van artikel 49, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de EU en het "niet meer straf dan schuld" principe conform artikel 49, lid 3 juncto artikel 48, lid 1 van het Handvest, alsmede schending van artikel 23 van Verordening (EG) Nr. 1/2003.

Onjuiste vaststelling van het boetebedrag, omdat deze mede betrekking heeft op omzetten die niet in verband staan met de ten laste gelegde inbreuk.

Ten onrechte niet toekennen van een boetevermindering wegens onevenredig lange duur van de procedure, in strijd met artikel 41 van het Handvest.

Schending van artikel 23, lid 3 van Verordening 1/2003 wegens onjuiste vaststelling van de boete voor de ernst van de inbreuk en onjuiste vaststelling van de 'afschrikkingsfactor', alsook onevenredigheid van de hoogte van de boete, in absolute zin.

____________