Language of document :

Arrest van het Gerecht van 9 september 2015 – Toshiba/Commissie

(Zaak T-104/13)1

(„Mededinging – Mededingingsregelingen – Wereldmarkt van tv- en computerbeeldbuizen – Besluit houdende vaststelling van een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot prijzen, marktverdeling, capaciteiten en productie – Bewijs van deelname aan de mededingingsregeling – Eén enkele voortdurende inbreuk – Toerekenbaarheid van de inbreuk – Gezamenlijk toezicht – Geldboeten – Volledige rechtsmacht”)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Toshiba Corp. (Tokio, Japan) (vertegenwoordigers: J. MacLennan, solicitor, en J. Jourdan, A. Schulz en P. Berghe, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Biolan, V. Bottka en M. Kellerbauer, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van besluit C(2012) 8839 final van de Commissie van 5 december 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39.437 – tv- en computerbeeldbuizen), voor zover het verzoekster betreft, alsook subsidiair een verzoek om intrekking of verlaging van de haar opgelegde geldboete

Dictum

Artikel 1, lid 2, onder d), van besluit C(2012) 8839 final van de Commissie van 5 december 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/39.437 – tv- en computerbeeldbuizen) wordt gedeeltelijk nietig verklaard, namelijk voor zover daarin is vastgesteld dat Toshiba Corp. van 16 mei 2000 tot en met 31 maart 2003 heeft deelgenomen aan een wereldwijd kartel op de markt voor beeldbuizen voor kleurentelevisies.

Artikel 2, lid 2, onder g), van dat besluit wordt nietig verklaard, voor zover Toshiba daarbij een geldboete van 28 048 000 EUR is opgelegd wegens haar rechtstreekse deelname aan een wereldwijd kartel op de markt voor beeldbuizen voor kleurentelevisies.

De geldboete die bij artikel 2, lid 2, onder h), van het aan de orde zijnde besluit is opgelegd aan Toshiba, Panasonic Corp. en MT Picture Display Co. Ltd samen, en tot betaling waarvan zij elk hoofdelijk gehouden zijn, wordt vastgesteld op 82 826 000 EUR.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

Elke partij wordt verwezen in haar eigen kosten.

____________

1     PB C 114 van 20.4.2013.