Language of document :

Beroep ingesteld op 3 september 2010 - Bloufin Touna Ellas Naftiki Etaireia e.a./Commissie

(Zaak T-367/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Bloufin Touna Ellas Naftiki Etaireia (Athene, Griekenland), Chrisderic (St Cyprien, Frankrijk), André Sébastien Fortassier (Grau D'Agde, Frankrijk) (vertegenwoordigers: V. Akritidis en E. Petritsi, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren verordening (EU) nr. 498/2010 van de Commissie van 9 juni 2010 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door ringzegenvaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Frankrijk of Griekenland1;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De verzoekende partijen voeren drie middelen aan:

In de eerste plaats is de bestreden verordening vastgesteld met schending van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie, neergelegd in artikel 18 VWEU, tot discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt, en in artikel 40, lid 2, VWEU, dat discriminatie tussen producenten of verbruikers in de landbouwsector verbiedt, alsook met schending van het algemene beginsel van gemeenschapsrecht in artikel 21, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

In dit opzicht heeft de Commissie gediscrimineerd op twee gronden. In de eerste plaats heeft zij verdere visserijactiviteiten van Griekenland, Frankrijk en Spanje2 voor het einde van het vangstseizoen verboden, hoewel het Griekse quotum veel minder ver opgebruikt was dan het Spaanse. In de tweede plaats heeft de Commissie weliswaar elk van de drie lidstaten ervan in kennis gesteld dat de visserijactiviteiten zouden worden beëindigd, maar twee verschillende bindende verordeningen tot beëindiging van de activiteiten vastgesteld, een eerste voor Griekenland en Frankrijk en een tweede voor Spanje, die het de Spaanse vloot in feite toestond, tot het einde van het vangstseizoen verder te vissen. Volgens de verzoekende partijen is er geen objectieve reden die een dergelijke verschillende behandeling rechtvaardigt.

In de tweede plaats heeft de Commissie inbreuk gemaakt op het algemene evenredigheidsbeginsel, dat is neergelegd in artikel 5, lid 4, EU-Verdrag en Protocol nr. 2 bij het Verdrag en dat in vaste rechtspraak wordt erkend als een ter bescherming van particulieren gegeven hogere rechtsregel. Naar de mening van de verzoekende partijen had de Commissie evenredigere maatregelen kunnen treffen om de inachtneming van verordening (EG) nr. 1224/20093 door de lidstaten te verzekeren. Zij had de vangst van levende blauwvintonijn kunnen verbieden zodra de nationale quota een kritischer niveau, in de buurt van 100 %, zouden hebben bereikt. Zij had dergelijke activiteiten ook voor alle betrokken lidstaten op dezelfde datum kunnen verbieden.

In de derde plaats betogen de verzoekende partijen dat de bestreden verordening is vastgesteld met schending van het algemene beginsel van goed en behoorlijk bestuur en/of de zorgplicht, zoals gedefinieerd in vaste rechtspraak en voorzien in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

____________

1 - PB L 142, blz. 1.

2 - Verordening (EU) nr. 508/2010 van de Commissie van 14 juni 2010 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door ringzegenvaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Spanje (PB L 149, blz. 7).

3 - Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343, blz. 1).