Language of document :

Beroep ingesteld op 25 april 2008 - Shenzhen Taiden Industrial / BHIM - Bosch Security Systems (model van communicatie-apparatuur)

(Zaak T-153/08)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Shenzhen Taiden Industrial Co., Ltd (Shenzhen, China) (vertegenwoordigers: M. Hartmann en M. Helmer, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Bosch Security Systems BV (Eindhoven, Nederland)

Conclusies

de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 11 februari 2008 in zaak R 1437/2006-3 te vernietigen; en

het BHIM te verwijzen in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure voor de kamer van beroep.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmodel waarvan nietigverklaring is gevorderd: model voor het voortbrengsel "communicatie-apparatuur" - ingeschreven gemeenschapsmodel nr. 214903-0001

Houder van het gemeenschapsmodel: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmodel vordert: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Model van de partij die nietigverklaring vordert: ouder model dat door Koninklijke Philips Electronics NV voor het publiek beschikbaar is gesteld en dat is ingeschreven als internationaal model onder nr. DM/055655

Beslissing van de nietigheidsafdeling: afwijzing van de vordering tot nietigverklaring

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling en nietigverklaring van het litigieuze model

Aangevoerde middelen: schending van artikel 63, lid 1, van verordening nr. 6/2002 van de Raad, aangezien de derde kamer van beroep zich heeft gebaseerd op feiten die werden aangevoerd door de partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmodel vordert, maar waarvoor geen bewijs werd aangedragen; schending van de artikelen 4, lid 1, en 6, lid 1, van verordening nr. 6/2002 van de Raad, aangezien de derde kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het litigieuze model geen eigen karakter heeft, en zij heeft nagelaten de betrokken modellen te beoordelen en te vergelijken uit het oogpunt van een geïnformeerde gebruiker

____________