Language of document :

Beroep ingesteld op 8 oktober 2021 – Zegers/Commissie

(Zaak T-663/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tanja Zegers (Hoeilaart, België) (vertegenwoordiger: C. Bernard-Glanz, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 3 december 2020 tot afwijzing van verzoeksters verzoek om overdracht van pensioenrechten en, voor zover nodig, het besluit tot afwijzing van de klacht;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij één middel aan: beoordelingsfout, schending van artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut en schending van het beginsel nemo auditur propriam turpitudinem allegans, aangezien de Commissie:

door te stellen dat de pensioenrechten waarvoor verzoekster om overdracht heeft verzocht, na haar indiensttreding bij de Unie zijn verworven, omdat haar aansluiting bij het Algemeen Burgerlijk Pensioen-Fonds (ABP) eindigde op 31 januari 2015, zonder enig onderscheid te maken tussen de tijdvakken van 1 juli 1992 tot 31 december 2010 en van 1 januari 2011 tot 31 januari 2015, een tijdvak van 18 jaar en 6 maanden van overdraagbare pensioenrechten niet in aanmerking heeft genomen, en bijgevolg de feiten onjuist heeft beoordeeld en artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut heeft geschonden;

door niet te verzekeren dat het ABP, of het daarop toezichthoudende orgaan bij de Nederlandse Staat, de vereiste berekening verstrekt, verzoeksters verzoek om overdracht van pensioenrechten niet rechtmatig kan afwijzen, aangezien dit erop neerkomt dat zij misbruik maakt van haar eigen verzuim, in strijd met het beginsel nemo auditur propriam turpitudinem allegans.

____________