Language of document :

Beroep ingesteld op 14 juli 2023 – Republiek Polen / Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

(Zaak C-442/23)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

Verwerende partijen: Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) 2023/839 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van verordening (EU) 2018/841 betreft het toepassingsgebied, vereenvoudiging van de rapportage- en nalevingsvoorschriften, en vaststelling van de streefcijfers voor de lidstaten voor 2030, en van verordening (EU) 2018/1999 wat betreft verbetering van monitoring, rapportage, het volgen van de vooruitgang en beoordeling1 in haar geheel nietig verklaren;

het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie in de kosten verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Polen voert tegen verordening 2023/839 de volgende middelen aan:

Eerste middel: schending van artikel 192, lid 2, onder c), VWEU

Volgens Polen hebben verwerende partijen artikel 192, lid 2, onder c), VWEU geschonden door de bestreden verordening niet vast te stellen op basis van die bepaling van het Verdrag, die eenparigheid van stemmen van de Raad vereist, ofschoon de bestreden verordening van aanzienlijke invloed is op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene voorziening van zijn energievoorziening.

Tweede middel: schending van artikel 192, lid 2, onder b), derde streepje, VWEU

Volgens Polen hebben verwerende partijen artikel 192, lid 2, onder b), derde streepje, VWEU geschonden door de bestreden verordening niet vast te stellen op basis van die bepaling van het Verdrag, die eenparigheid van stemmen van de Raad vereist, ofschoon de bestreden verordening van invloed is op de bodembestemming in de lidstaten.

Derde middel: schending van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 2, VEU

Polen staat op het standpunt dat de verwerende partijen het beginsel van bevoegdheidstoedeling hebben geschonden, aangezien de bestreden verordening verplichtingen en doelen vaststelt die van aanzienlijke invloed zijn op de wijze waarop in de lidstaten bos wordt beheerd, ook al kennen de Verdragen de Europese Unie geen bevoegdheden toe op het gebied van bosbouw.

Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel (artikel 5, lid 4, VEU) en van het beginsel van gelijkheid van de lidstaten (artikel 4, lid 2, VEU) in samenhang met artikel 191, lid 2, VWEU

Polen meent dat verwerende partijen door het vaststellen van de bestreden verordening het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijkheid van lidstaten hebben geschonden en onvoldoende rekening hebben gehouden met de situatie in de verschillende regio’s van de Unie. De nakoming van de verplichtingen en verwezenlijking van de doelen, door Polen, op het gebied van broeikasgasemissies en -vastlegging in de LULUCF (Land Use, Land Use Change and Forestry) sector hebben ernstige negatieve sociaaleconomische en financiële gevolgen. Bovendien stelt de bestreden verordening een ongegronde onevenwichtigheid vast tussen lidstaten wat betreft de hoogten van verbintenissen en doelstellingen.

Vijfde middel: niet-nakoming van de verplichting om de invloed van de bestreden verordening naar behoren te analyseren, en schending van artikel 191, lid 3, VWEU.

Volgens Polen zijn de verwerende partijen de verplichting om een passende effectbeoordeling te maken niet nakomen, aangezien de effectbeoordeling bij het voorstel voor de verordening fundamentele tekortkomingen bevat betreffende de invloed van individuele lidstaten op de in die verordening opgenomen verbintenissen en doelstellingen. Tegelijkertijd is onvoldoende rekening gehouden met de hoeveelheid beschikbare wetenschappelijke en technische data, de milieu-omstandigheden in de verschillende regio’s van de Unie, de mogelijke kosten en baten in verband met optreden dan wel het afzien van optreden, alsmede de economische en sociale ontwikkeling van de Unie in haar geheel en de evenwichtige voorwaarden voor de ontwikkeling van haar regio’s. Dit is in strijd met artikel 191, lid 3, VWEU.

____________

1 PB L 2023, L 107, blz. 1