Language of document : ECLI:EU:C:2018:558

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

11 juli 2018 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Samenwerking in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Rechterlijke bevoegdheid – Artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje – Bevoegdheid van het gerecht van de plaats van uitvoering van de verbintenis – Plaats van verstrekking van de diensten – Overeenkomst voor goederenvervoer tussen twee lidstaten – Traject dat uit meerdere deeltrajecten bestaat en waarbij van verschillende vervoermiddelen wordt gebruikgemaakt”

In zaak C‑88/17,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Korkein oikeus (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Finland) bij beslissing van 15 februari 2017, ingekomen bij het Hof op 17 februari 2017, in de procedure

Zurich Insurance plc,

Metso Minerals Oy

tegen

Abnormal Load Services (International) Ltd,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, J. Malenovský, M. Safjan (rapporteur), D. Šváby en M. Vilaras, rechters,

advocaat-generaal: E. Tanchev,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Abnormal Load Services (International) Ltd, vertegenwoordigd door M. Komonen, asianajaja,

–        de Finse regering, vertegenwoordigd door J. Heliskoski als gemachtigde,

–        de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes, M. Figueiredo en P. Lacerda als gemachtigden,

–        de Zwitserse regering, vertegenwoordigd door M. Schöll als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door P. Aalto en M. Heller als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 april 2018,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Zurich Insurance plc, een in Ierland gevestigde verzekeringsonderneming (hierna: „Zurich”), en Metso Minerals Oy, een onderneming naar Fins recht (hierna: „Metso”), enerzijds, en Abnormal Load Services (International) Ltd, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde onderneming (hierna: „ALS”), anderzijds, over de betaling van schadevergoeding voor het verlies van een lading tijdens het vervoer door ALS.

 Toepasselijke bepalingen

3        De overwegingen 11 en 12 van verordening nr. 44/2001 luiden als volgt:

„(11)      De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder; de bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.

(12)      Naast de woonplaats van de verweerder moeten er alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken.”

4        Artikel 5 van die verordening, dat in afdeling 2 van hoofdstuk II van die verordening is opgenomen en als opschrift „Bijzondere bevoegdheid” heeft, bepaalt in punt 1:

„Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

1)      a)      ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;

b)      voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:

–        voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;

–        voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;

c)      punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is”.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

5        Metso, als verzender, en ALS, als vrachtvervoerder, hebben een overeenkomst gesloten voor het vervoer van een rupsmobiele kegelbreker (hierna: „breker”) van Pori (Finland) naar Sheffield (Verenigd Koninkrijk).

6        De breker is eerst op een oplegger van Pori naar de haven van Rauma (Finland) vervoerd. In Rauma is hij van de oplegger afgeladen en vervolgens op een schip gereden met behulp van zijn eigen mechanische aandrijving. Na vervoer over zee naar de haven van Hull (Verenigd Koninkrijk) is de breker van het schip afgereden, opnieuw met behulp van zijn eigen mechanische aandrijving, en vervolgens op een tweede vrachtwagen geladen. Ten slotte is de breker vanuit Hull over land verder vervoerd maar ging hij verloren alvorens te zijn overhandigd aan de ontvanger in Sheffield.

7        Zurich heeft Metso voor de waarde van de breker vergoed, verminderd met de in de verzekeringsovereenkomst vastgestelde franchise.

8        Zurich en Metso hebben beroep ingesteld bij de Satakunnan käräjäoikeus (rechter in eerste aanleg Satakunta, Finland), met verzoek ALS te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, die overeenkomt met de waarde van de breker. ALS heeft aangevoerd dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de geadieerde rechter niet bevoegd was.

9        Bij beschikking van 5 april 2012 heeft de Satakunnan käräjäoikeus zich bevoegd verklaard om uitspraak te doen over dit geschil.

10      Bij vonnis van 22 maart 2013 heeft die rechter ALS veroordeeld tot betaling aan Zurich en Metso van het in hun beroep gevraagde bedrag.

11      ALS heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld bij de Vaasan hovioikeus (rechter in tweede aanleg Vaasa, Finland). Bij arrest van 30 maart 2015 heeft die rechter geoordeeld dat de Finse rechters op grond van artikel 5, punt 1, van verordening nr. 44/2001 niet bevoegd waren om kennis te nemen van het geschil en het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

12      Zurich en Metso zijn tegen het arrest van de Vaasan hovioikeus opgekomen bij de Korkein oikeus (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Finland). Volgens die rechter moet in de onderhavige zaak, waarin de in de overeenkomst voor goederenvervoer vastgestelde plaats van verzending en plaats van levering van de breker zich in twee verschillende lidstaten bevonden, worden onderzocht of artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat er slechts één plaats van verstrekking van vervoerdiensten bestaat, te weten de plaats waar het vervoer eindigt en de goederen aan de ontvanger worden overhandigd, dan wel of de betrokken vervoerovereenkomst dezelfde kenmerken vertoont als in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 9 juli 2009, Rehder (C‑204/08, EU:C:2009:439), zodat de verzoeker kan kiezen tussen ten minste twee verschillende rechters.

13      Derhalve heeft de Korkein oikeus de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Hoe worden de plaats dan wel de plaatsen van verstrekking van diensten in de zin van artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 bepaald, wanneer het gaat om een overeenkomst voor goederenvervoer tussen lidstaten, en het vervoer bestaat uit meerdere deeltrajecten waarbij van verschillende vervoermiddelen gebruik wordt gemaakt?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

14      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat, in het kader van een overeenkomst voor goederenvervoer tussen lidstaten, dat bestaat uit meerdere deeltrajecten en waarbij van verschillende vervoermiddelen wordt gebruikgemaakt, als de overeenkomst in het hoofdgeding, zowel de plaats van verzending als de plaats van levering van het goed de plaats van verstrekking van de vervoerdienst in de zin van die bepaling is.

15      In dit verband dient in herinnering te worden gebracht dat op grond van de bijzondere bevoegdheidsregel voor de verstrekking van diensten van artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 de bevoegde rechter die is van de „plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden”.

16      Aangaande de bepaling van de „plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden”, heeft het Hof geoordeeld dat, ingeval op meerdere plaatsen in verschillende lidstaten diensten worden verstrekt, onder de plaats van uitvoering in beginsel moet worden verstaan de plaats die de nauwste band tussen de overeenkomst en het bevoegde gerecht verzekert, welke nauwste band in de regel aanwezig is op de plaats van de hoofdlevering (zie in die zin arrest van 11 maart 2010, Wood Floor Solutions Andreas Domberger, C‑19/09, EU:C:2010:137, punt 33).

17      Met betrekking tot diezelfde bepaling heeft het Hof, in verband met een rechtstreekse vlucht die werd uitgevoerd door de contractpartij van de betrokken passagier, na een analyse van de diensten die ter uitvoering van de verbintenissen uit een overeenkomst voor het vervoer van personen door de lucht worden verstrekt, vastgesteld dat de enige plaatsen die een rechtstreekse band hebben met de genoemde diensten, die worden verstrekt ter uitvoering van de met het voorwerp van de overeenkomst verband houdende verbintenissen, de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vliegtuig zijn (zie in die zin arrest van 9 juli 2009, Rehder, C‑204/08, EU:C:2009:439, punten 40 en 41).

18      Het Hof heeft daaruit afgeleid dat de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vliegtuig gelijkelijk moeten worden beschouwd als de plaatsen waar de diensten die het voorwerp van een luchtvervoerovereenkomst uitmaken, hoofdzakelijk worden verstrekt, zodat – om kennis te nemen van een op deze vervoerovereenkomst gebaseerde vordering tot compensatie – naar keuze van de verzoeker bevoegd is het gerecht in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek van het vliegtuig bevindt, of het gerecht in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals die plaatsen in die overeenkomst zijn bedongen (zie in die zin arrest van 9 juli 2009, Rehder, C‑204/08, EU:C:2009:439, punten 43 en 47).

19      In casu dient te worden nagegaan of, in de context van een overeenkomst voor goederenvervoer als aan de orde in het hoofdgeding, niet alleen de plaats van levering van het goed, maar ook de plaats van verzending moet worden beschouwd als de plaats van verstrekking van de diensten in de zin van artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 waardoor wordt verzekerd dat er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en het bevoegde gerecht.

20      Zoals de advocaat-generaal in de punten 50 tot en met 53 van zijn conclusie heeft opgemerkt, vertoont in het kader van een overeenkomst voor goederenvervoer, de plaats van verzending van die goederen een toereikende band met de voornaamste uit die overeenkomst voortvloeiende diensten.

21      Bij goederenvervoer is het namelijk op de plaats van verzending dat de vervoerder een belangrijk deel van de overeengekomen dienst moet verstrekken, te weten de goederen in ontvangst nemen, op passende wijze vastzetten en, in het algemeen, beschermen tegen schade.

22      Indien de contractuele verplichtingen in verband met de plaats van verzending van een goed, zoals met name de verplichting om de goederen vast te zetten, niet correct worden uitgevoerd, kan dit tot gevolg hebben dat de contractuele verplichtingen op de plaats van bestemming van het vervoer niet correct worden uitgevoerd.

23      Bijgevolg moet niet alleen de plaats van levering van het goed, maar ook de plaats van verzending worden beschouwd als de plaats van verstrekking van de dienst in de zin van artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 waardoor wordt verzekerd dat er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en het bevoegde gerecht.

24      Deze oplossing beantwoordt aan het vereiste van voorspelbaarheid, aangezien daardoor zowel de verzoeker als de verweerder kan uitmaken bij welke gerechten van de plaats van verzending en de plaats van levering van het goed, zoals die in de vervoerovereenkomst zijn opgenomen, het geding aanhangig kan worden gemaakt (zie in die zin arrest van 4 september 2014, Nickel & Goeldner Spedition, C‑157/13, EU:C:2014:2145, punt 41).

25      Gelet op een en ander moet artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening nr. 44/2001 aldus worden uitgelegd dat, in het kader van een overeenkomst voor goederenvervoer tussen lidstaten, dat bestaat uit meerdere deeltrajecten, met tussenstops, en waarbij van verschillende vervoermiddelen wordt gebruikgemaakt, als de overeenkomst in het hoofdgeding, zowel de plaats van verzending als de plaats van levering van het goed de plaats van verstrekking van de vervoerdienst in de zin van die bepaling is.

 Kosten

26      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5, punt 1, onder b), tweede streepje, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat, in het kader van een overeenkomst inzake goederenvervoer tussen lidstaten, dat bestaat uit meerdere deeltrajecten, met tussenstops, en waarbij van verschillende vervoermiddelen wordt gebruikgemaakt, als de overeenkomst in het hoofdgeding, zowel de plaats van verzending als de plaats van levering van het goed de plaats van verstrekking van de vervoersdienst in de zin van die bepaling is.

ondertekeningen


*      Procestaal: Fins.