Language of document :

Beroep ingesteld op 30 augustus 2013 – Xellia Pharmaceuticals en Zoetis Products / Commissie

(Zaak T-471/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Xellia Pharmaceuticals ApS (Kopenhagen, Denemarken) en Zoetis Products, LLC (New Jersey, Verenigde Staten van Amerika) (vertegenwoordiger: D. Hull, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

de artikelen 1, lid 3, 2, lid 3, en 3 van besluit C(2013) 3803 def. van de Commissie van 19 juni 2013 (COMP/39229 – Lundbeck) nietig te verklaren voor zover zij betrekking hebben op verzoeksters, of

subsidiair, artikel 1, lid 3, van het besluit gedeeltelijk nietig te verklaren en het bedrag van de opgelegde geldboete te verlagen, en

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters acht middelen aan.

Eerste middel: kennelijke beoordelingsfout door vast te stellen dat de in de schikking vastgestelde beperkingen de omvang van de octrooien van Lundbeck overschreden.

Tweede middel: onjuiste rechtsopvatting wegens het gebruik van een verkeerd juridisch criterium om te bepalen of Alpharma een potentiële concurrent was en een kennelijke beoordelingsfout door vast te stellen dat Alpharma een potentiële concurrent was.

Derde middel: kennelijke beoordelingsfout door vast te stellen dat de schikking een mededingingsbeperking „naar strekking” opleverde.

Vierde middel: onjuiste rechtsopvatting door een mededingingsbeperking in de zin van artikel 101 vast te stellen hoewel de schikking enkel de uitsluitende werkingssfeer weerspiegelde van de octrooien van Lundbeck, die rechtens moet worden vermoed geldig te zijn.

Vijfde middel: schending van verzoeksters’ recht van verweer door hen tardief in kennis te stellen van (i) het bestaan van het onderzoek en (ii) de specifieke bezwaren van de Commissie.

Zesde middel: schending van het non-discriminatiebeginsel door het besluit tot Zoetis te richten.

Zevende middel: onjuiste rechtsopvatting door bij de berekening van de boete voorbij te gaan aan de beperkte ernst van de gestelde inbreuk en een kennelijke beoordelingsfout door de boete naar verhouding op een hoger bedrag vast te stellen dan de aan Lundbeck opgelegde boete en door voorbij te gaan aan de rechtsonzekerheid, de minder ernstige aard van de inbreuk en de geografische omvang.

Achtste middel: kennelijke beoordelingsfout door het boeteplafond van 10 % op A.L. Industrier toe te passen op basis van haar omzet van 2011 en niet op basis van haar aanzienlijk hogere omzet van 2012, waardoor verzoeksters een groter gedeelte van de boete moesten betalen.