Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 2 april 2004 ingesteld door André Bonnet tegen Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-132/04)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 2 april 2004 beroep ingesteld tegen Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen door André Bonnet, wonende te Saint Pierre de Vassols (Frankrijk), vertegenwoordigd door H. Lepinau, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

nietig te verklaren de besluiten van 11 februari en 4 maart 2004 alsmede het besluit om een andere persoon aan te stellen in de post die verzoeker had moeten vervullen;

te oordelen dat aanwerving van 4 februari 2004 ten volle effect sorteert vanaf 1 maart 2004;

het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te veroordelen tot betaling aan verzoeker van 100 000 euro ter vergoeding van diens immateriële schade alsmede van 5 000 euro per maand vanaf 1 maart tot op de datum van daadwerkelijke infunctietreding van verzoeker;

subsidiair, voor het geval dat volgens de beslissing van het Gerecht van eerste aanleg de infunctietreding van verzoeker niet onvermijdelijk is, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te veroordelen tot betaling aan deze laatste van 260 000 euro, te vermeerderen met rente vanaf de datum van dit verzoek;

in elk geval het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker heeft gesolliciteerd naar de post van arrestenlezer bij het kabinet van de president van het Hof. Volgens hem zou hij geschikt zijn bevonden na de selectie, maar ten gevolge van de omstreden besluiten niet in die post zijn aangesteld.

Ter ondersteuning van zijn beroep stelt hij dat de kabinetschef niet bevoegd was te handelen met betrekking tot de aanstelling van een referendaris bij het Hof. Verzoeker stelt verder schending van wezenlijke vormvoorschriften zoals het beginsel van parallellisme van de vormen, ontoereikende motivering en schending van de rechten van de verdediging.

Verder stelt verzoeker inbreuk op de verkregen rechten, schending van het non-retroactiviteitsbeginsel en van het rechtszekerheidsbeginsel alsmede niet-inachtneming van het beginsel van eerbiediging van het privé-leven en van het beginsel van politieke neutraliteit. Ten slotte stelt hij misbruik van bevoegdheid.

C

____________