Language of document : ECLI:EU:T:2015:988





Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 16 december 2015 –
British Airways/Commissie

(Zaak T‑48/11)

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Europese luchtvrachtmarkt – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot meerdere prijsonderdelen voor luchtvrachtdiensten (instelling van brandstoftoeslagen en veiligheidstoeslagen, weigering van betaling van een commissie over de toeslagen) – Artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Zwitserland inzake luchtvervoer – Motiveringsplicht”

1.                     Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Ontbrekende of ontoereikende motivering – Ambtshalve onderzoek door de rechter (Art. 263 VWEU en 296 VWEU) (cf. punt 29)

2.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit tot toepassing van de mededingingsregels – Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk en oplegging van een geldboete – Vereisten die voortvloeien uit het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming – Duidelijkheid en nauwkeurigheid van het dispositief van het besluit (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2 en 23, lid 5) (cf. punten 32‑36)

3.                     Mededinging – Administratieve procedure – Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk – Vaststelling van de bestrafte inbreuken – Vaststelling van de personen op wie het besluit betrekking heeft – Voorrang van het dispositief boven de motivering (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punt 37)

4.                     Mededingingsregelingen – Verbod – Rechtstreekse werking – Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen – Wijze van uitoefening – Inbreuken waarop een besluit van de Commissie betrekking heeft – Besluit bindend voor de nationale rechter – Draagwijdte – Belang van de duidelijkheid en de nauwkeurigheid van het dispositief van het besluit (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2 en 16, lid 1) (cf. punten 38‑44)

5.                     Mededingingsregelingen – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Ondernemingen waaraan de inbreuk bestaande in deelneming aan een algehele mededingingsregeling ten laste kan worden gelegd – Criteria – Eén enkel doel en totaalplan (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 58, 63)

6.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit tot toepassing van de mededingingsregels – Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk en oplegging van een geldboete – Interne tegenstrijdigheden in het besluit – Gevolgen – Nietigverklaring – Voorwaarden – Aantasting van de rechten van verdediging van de bestrafte onderneming – Onmogelijkheid voor de Unierechter om zijn toezicht uit te oefenen (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 61, 77‑79, 85, 86)

7.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit tot toepassing van de mededingingsregels – Regularisatie van een motiveringsgebrek tijdens de contentieuze procedure – Ontoelaatbaarheid (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 83, 84)

8.                     Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Omvang – Verbod om ultra petita te beslissen (Art. 263 VWEU) (cf. punt 88)

9.                     Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vaststelling van het voorwerp van de vordering – Wijziging van de oorspronkelijke conclusies in de loop van het geding – Voorwaarden [Art. 263 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 44, lid 2, en 48, lid 2] (cf. punten 90, 91)

Voorwerp

Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2010) 7694 definitief van de Commissie van 9 november 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak COMP/39258 – Luchtvracht) voor zover dit is gericht tot verzoekster

Dictum

1)

Besluit C(2010) 7694 definitief van de Commissie van 9 november 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak COMP/39258 – Luchtvracht) wordt nietig verklaard voor zover de Europese Commissie hierin ,in de eerste plaats, op het standpunt stond dat British Airways plc, ten eerste, had deelgenomen aan de weigering om commissie te betalen, ten tweede, tussen 22 januari 2001 en 1 oktober 2001 inbreuk had gemaakt op artikel 101 VWEU, op artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) en op artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer en, ten derde, had deelgenomen aan inbreuken op deze bepalingen voor vrachtdiensten vanuit Hong Kong (China), Japan, India, Thailand, Singapore, Zuid-Korea en Brazilië, en, in de tweede plaats, haar een geldboete heeft opgelegd.

2)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en die van British Airways.