Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Stuttgart (Duitsland) op 26 maart 2021 – Paypal (Europe), Sàrl en Cie, SCA / PQ

(Zaak C-190/21)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Stuttgart

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Paypal (Europe), Sàrl en Cie, SCA

Verwerende partij: PQ

Prejudiciële vragen

1.    Moet een op zichzelf beschouwde en autonoom uitgelegde verbintenis uit onrechtmatige daad reeds worden gekwalificeerd als verbintenis uit overeenkomst overeenkomstig artikel 7, punt 1, van verordening (EU) nr. 1215/20121 , wanneer de verbintenis uit onrechtmatige daad op enigerlei wijze samenloopt met een verbintenis uit overeenkomst, zonder dat het bestaan van de verbintenis uit onrechtmatige daad afhankelijk is van de uitlegging van de verbintenis uit overeenkomst?

2.    Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: wat is dan de plaats van de schade, in de zin van artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012, wanneer een betalingsdienstaanbieder van de rekening van een klant elektronisch geld overmaakt naar de ontvangstenrekening van een kansspelonderneming bij dezelfde betalingsdienstaanbieder, en de medewerking van de betalingsdienstaanbieder aan betalingen ten gunste van de kansspelonderneming mogelijk als een onrechtmatige daad kan worden opgevat:

2.1    de plaats van vestiging van de betalingsdienstaanbieder, als plaats van de e-geldtransactie?

2.2    de plaats waar op grond van de transactie (in ieder geval wanneer de transactie rechtmatig is) voor de klant die opdracht heeft gegeven tot de betaling een verbintenis ontstaat tot vergoeding van de kosten van de betalingsdienstaanbieder?

2.3    de plaats waar de klant die opdracht heeft gegeven tot de betaling zijn woonplaats heeft?

2.4    de plaats waar de bankrekening van de klant wordt aangehouden waartoe de betalingsdienstaanbieder door middel van een incassomachtiging toegang heeft om de e-geldrekening op te waarderen?

2.5    de plaats waar het op de speelrekening van de speler bij de kansspelonderneming door de betalingsdienstaanbieder overgemaakte geld bij het kansspel wordt verloren, dat wil zeggen de plaats van vestiging van de kansspelonderneming?

2.6    de plaats waar de klant aan het verboden kansspel deelneemt (voor zover de plaats waar gespeeld wordt tegelijkertijd de woonplaats is van de klant)?

2.7    geen van deze plaatsen?

2.8    indien de tweede vraag, onder 2, bevestigend wordt beantwoord en wordt uitgegaan van de plaats waar op grond van de transactie voor de klant een verbintenis tot vergoeding van de kosten van de betalingsdienstaanbieder ontstaat: wat is dan die plaats waar voor de klant die opdracht heeft gegeven tot de betaling die verbintenis tot vergoeding van de kosten van de betalingsdienstaanbieder ontstaat? Kan voor het vaststellen van de plaats van het ontstaan van die verbintenis worden uitgegaan van de plaats van uitvoering van de betalingsdienstovereenkomst of van de woonplaats van de schuldenaar?

____________

1     Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1).