Language of document :

Arrest van het Gerecht van 6 september 2013 – Bank Refah Kargaran / Raad

(Zaak T-24/11)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Rechten van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming”)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bank Refah Kargaran (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: J.-M. Thouvenin, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en R. Liudvinaviciute-Cordeiro, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk F. Erlbacher en M. Konstantinidis, vervolgens A. Bordes en M. Konstantinidis, gemachtigden)

Voorwerp

Ten eerste, een verzoek om vast te stellen dat besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39) niet op verzoekster van toepassing is, ten tweede, een verzoek tot nietigverklaring van verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), en verordening (EU) nr. 1263/2012 van de Raad van 21 december 2012 tot wijziging van verordening nr. 267/2012 (PB L 356, blz. 34), alsmede van alle latere verordeningen tot aanvulling of vervanging van die verordeningen, tot het eindarrest, voor zover deze handelingen verzoekster betreffen, ten derde, een verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413 (PB L 281, blz. 81), besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 319, blz. 71), uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010 (PB L 319, blz. 11), en besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 356, blz. 71), alsmede van alle latere handelingen die bedoelde handelingen, tot het eindarrest, aanvullen of vervangen, voor zover die handelingen verzoekster betreffen, en ten vierde, een verzoek tot nietigverklaring van de in de brieven van 28 oktober 2010 en 5 december 2011 vervatte besluiten

Dictum

Worden nietig verklaard, voor zover zij Bank Refah Kargaran betreffen:

bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644/GVBV van de Raad van 25 oktober 2010, vervolgens bij besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011;

besluit 2010/644;

bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010;

besluit 2011/783;

uitvoeringsverordening nr. 1245/2011;

bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010.

De gevolgen van bijlage II bij besluit 2010/413, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644 en vervolgens bij besluit 2011/783, ten aanzien van Bank Refah Kargaran worden gehandhaafd totdat de nietigverklaring van bijlage IX bij verordening nr. 267/2012, voor zover zij Bank Refah Kargaran betreft, effect sorteert.

Op het verzoek strekkende tot de vaststelling dat besluit 2010/413 niet op Bank Refah Kargaran van toepassing is, behoeft niet meer te worden beslist.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen en die van Bank Refah Kargaran.

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.

____________

____________

1     PB C 80 van 12.3.2011.