Language of document :

Beroep ingesteld op 15 april 2009 - Abdulrahim / Raad en Commissie

(Zaak T-127/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Abdulbasit Abdulrahim (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: J. Jones, Barrister and M. Arani, Solicitor)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1330/2008 van de Commissie, en/of verordening (EG) nr. 1330/2008 van de Commissie geheel of gedeeltelijk nietig verklaren voor zover deze verzoeker rechtstreeks en individueel raken;

subsidiair, verklaren dat verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad en/of verordening (EG) nr. 1330/2008 van de Commissie niet van toepassing zijn op verzoeker;

subsidiair, de grondslag voor het opnemen van verzoekers naam in bijlage I bij verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad verordening onderzoeken en bepalen of de beslissing van de Commissie om verzoekers naam aan de lijst van bijlage I toe te voegen passend is en of daarvoor een grondslag is te vinden in het recht en de feiten;

verweerders gelasten om binnen een strikt tijdsbestek redenen en bewijs te verstrekken voor het opnemen van verzoekers naam op de lijst van bijlage I bij verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad;

vaststellen dat het opnemen van verzoekers naam op de lijst van bijlage I niet passend is en dat daarvoor geen grondslag is te vinden in het recht en in de feiten en gelasten dat verzoekers naam wordt verwijderd uit bijlage I bij verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad;

alle verdere maatregelen vaststellen die het Gerecht passend acht:

verweerder(s), de Raad en/of de Commissie, verwijzen in de kosten van verzoeker;

verweerder(s), de Raad en/of de Commissie, veroordelen om verzoekers inkomens- en winstderving en immateriële schade te vergoeden.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige zaak vordert verzoeker gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1330/2008 van 22 december 20081, voor zover verzoeker is opgenomen op de lijst van natuurlijke en rechtspersonen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze regeling zijn bevroren. Subsidiair verzoekt verzoeker het Hof ingevolge artikel 241 EG vast te stellen dat verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad en verordening (EG) nr. 1330/2008 van de Commissie niet van toepassing zijn op verzoeker. Tevens vordert hij verwijzing van verweerders is de kosten.

Tot staving van zijn vorderingen betoogt verzoeker dat de bestreden verordeningen inbreuk maken op zijn fundamentele mensenrechten zoals deze zijn gewaarborgd in het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Ten eerste stelt hij dat de bestreden verordeningen inbreuk maken op zijn recht om te worden gehoord, op zijn recht effectieve rechterlijke controle en op zijn recht op een eerlijk proces omdat hij door de Raad of de Commissie nooit in kennis is gesteld van de redenen voor het opnemen van zijn naam in bijlage I en nooit enig bewijs heeft ontvangen ter rechtvaardiging van de beslissing om hem op de lijst te plaatsen. Verzoeker betoogt dus dat hem nooit de mogelijkheid is geboden om commentaar te leveren op de gronden en redenen voor opneming van zijn naam in bijlage I bij de bestreden verordening en dat hij bijgevolg nooit in staat is geweest om de beslissing om zijn naam op de lijst te plaatsen aan te vechten voor een rechterlijke instantie.

Ten tweede betoogt verzoeker dat de bestreden maatregelen inbreuk maken op zijn recht op eerbiediging van eigendom en een onevenredige inmenging in zijn privé- en gezinsleven vormt.

____________

1 - PB 2008, L 345, blz. 60.