Language of document :

Beroep ingesteld op 15 november 2017 – Chambre de commerce et d’industrie métropolitaine Bretagne-ouest (port de Brest) / Commissie

(Zaak T-754/17)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Chambre de commerce et d’industrie métropolitaine Bretagne-ouest (port de Brest) (Brest, Frankrijk) (vertegenwoordigers: J. Vanden Eynde en E. Wauters, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroepsverzoekschrift ontvankelijk te verklaren en dientengevolge het besluit van de Commissie nr. C(2017) 5176 final „betreffende steunmaatregel nr. SA.38398 (2016/C, ex 2015/E) ten uitvoer gelegd door Frankrijk – Belastingregime Franse havens” nietig te verklaren;

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

bijgevolg het besluit van de Europese Commissie, waarbij het feit dat de economische activiteiten van de Chambre de commerce et d’industrie métropolitaine Bretagne-ouest niet onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting als met de interne markt onverenigbare staatssteun is verklaard, nietig te verklaren;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Het eerste middel is ontleend aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, aangezien er nog geen uitspraak is over het door verzoekster ingestelde beroep betreffende het recht op toegang tot het administratief dossier in zaak T-39/17, Chambre de commerce et d’industrie métropolitaine Bretagne-ouest (port de Brest)/Commissie. Voor zover de Commissie zich aldus bij de beoordeling van de tegen verzoekster geformuleerde grieven heeft gebaseerd op essentiële documenten zonder deze aan verzoekster mee te delen en ondanks de talrijke aanvragen van deze laatste daartoe, is de beslissing om tot de analyse van deze documenten over te gaan, onrechtmatig.

Het tweede middel is ontleend aan een onjuiste beoordeling van de kwalificatie van de door de haven van Brest verrichte werkzaamheden. Dit middel bestaat uit twee onderdelen.

Eerste onderdeel: de activiteiten van de haven van Brest zijn diensten van algemeen belang. Volgens verzoekster kan verweerster de vrijstelling van de vennootschapsbelasting in die omstandigheden niet betwisten, tenzij zij aantoont dat deze vrijstelling een steunmaatregel betreft die geldt voor activiteiten die zijn onderworpen aan de mededinging.

Tweede, subsidiair aangevoerde onderdeel: zelfs indien de havenactiviteiten geen diensten van algemeen belang zouden zijn, vormen zij niettemin diensten van algemeen economisch belang die met inachtneming van de Unieregels kunnen worden gesubsidieerd, ook met belastingmaatregelen. Verzoekster meent dat in dit geval de mededingingsregels niet kunnen worden geacht van toepassing te zijn op deze zaak.

Het derde middel is ontleend aan het ontbreken van elke motivering en een kennelijke beoordelingsfout van de Commissie bij de kwalificatie van de betrokken maatregel als staatssteun. Dit middel bestaat uit twee onderdelen.

Met het eerste onderdeel voert verzoekster aan dat de in artikel 106, lid 2, VWEU voorziene uitzondering op de toepassing van de mededingingsregels in samenhang moet worden gelezen met artikel 93 VWEU, dat bepaalt dat de steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip „openbare dienst” verbonden, verplichte dienstverrichtingen, verenigbaar zijn met de Verdragen.

Het tweede onderdeel is ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout en een ontoereikende motivering ter zake van de toepassing van artikel 107 VWEU. Ten eerste is het bestreden besluit volgens verzoekster onvoldoende gemotiveerd aangezien op geen enkele manier is vastgesteld of aangetoond in welke zin de betrokken steunregeling het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt of kan beïnvloeden wat de Franse havens en meer bepaald de haven van Brest betreft. Ten tweede gaat het besluit haars inziens mank door een kennelijke beoordelingsfout voor zover de maatregel ten voordele van de haven van Brest daarin als staatssteun wordt gekwalificeerd terwijl niet is voldaan aan de voorwaarde betreffende de beïnvloeding van het handelsverkeer.

____________