Language of document : ECLI:EU:F:2013:43

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE (Derde kamer)

21 maart 2013

Zaak F‑112/11

Raffaele Dalmasso

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Bezoldiging – Jaarlijkse aanpassing van bezoldigingen en pensioenen van ambtenaren en andere personeelsleden – Artikelen 64, 65 en 65 bis van het Statuut – Bijlage XI bij het Statuut – Verordening (EU) nr. 1239/2010 – Aanpassingscoëfficiënten – In Ispra tewerkgestelde ambtenaren”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Dalmasso vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie om jegens hem toepassing te geven aan verordening (EU) nr. 1239/2010 van de Raad van 20 december 2010 houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen (PB L 338, blz. 1), voor zover daarbij de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging van het in de provincie Varese (Italië; hierna: „aanpassingscoëfficiënt voor Varese”) tewerkgestelde personeel op 92,3 % is vastgesteld.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Dalmasso draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Commissie. De Raad van de Europese Unie, interveniënt, draagt zijn eigen kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Bezoldiging – Aanpassingscoëfficiënten – Toepassingsverordeningen van het Statuut – Motivering – Verplichting – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 64 en 65; bijlage XI; verordening nr. 1239/2010 van de Raad)

2.      Ambtenaren – Bezoldiging – Aanpassingscoëfficiënten – Vaststelling – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 64 en 65; bijlage XI)

3.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Verwijzing naar website – Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 34, lid 4)

4.      Ambtenaren – Bezoldiging – Aanpassingscoëfficiënten – Bestaan van aanpassingscoëfficiënt voor bepaalde standplaatsen in een lidstaat, maar niet voor andere standplaatsen in dezelfde staat – Schending van gelijkheidsbeginsel – Geen schending

(Ambtenarenstatuut, bijlage XI, art. 9)

1.      Als motivering van een verordening tot vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren, kan worden volstaan met het vermelden van, enerzijds, het geheel der omstandigheden die tot de vaststelling ervan hebben geleid en, anderzijds, de algemene doelstellingen die ermee worden nagestreefd, en behoeft deze geen betrekking te hebben op de technische aspecten van de berekeningswijze. In dit opzicht is de motivering van verordening nr. 1239/2010, houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, welke verordening betrekking heeft op de artikelen 64 en 65 van het Statuut alsmede op bijlage XI erbij, waarin de voorwaarden worden gepreciseerd waaronder de aanpassingscoëfficiënten elk jaar worden aangepast, weliswaar beknopt, doch, gelet op deze overwegingen, toereikend.

(cf. punten 23 en 24)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 7 december 1995, Abello e.a./Commissie, T‑544/93 en T‑566/93, punt 89; 8 november 2000, Bareyt e.a./Commissie, T‑175/97, punt 75

2.      Ter zake van de vaststelling of herziening van de aanpassingscoëfficiënten belast bijlage XI bij het Statuut het Bureau voor de statistiek van de Europese Unie (Eurostat) met de taak, in overleg met de diensten voor de statistiek van de lidstaten, de economische pariteiten te berekenen en te onderzoeken of de verhoudingen tussen de aanpassingscoëfficiënten op correcte wijze de gelijkwaardigheid van koopkracht verzekeren. Dienaangaande brengen de bewoordingen van de artikelen 64 en 65 van het Statuut en van bijlage XI daarbij alsmede de complexiteit van de materie mee dat er sprake is van een ruime beoordelingsbevoegdheid ter zake van de factoren en elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling of de herziening van de aanpassingscoëfficiënten.

Ter zake van de omschrijving en de keuze van de basisgegevens en van de statistische methoden die Eurostat voor het opstellen van de voorgestelde aanpassingscoëfficiënten heeft gebruikt, dient de rechter van de Unie zich dus te beperken tot de controle van de inachtneming van de in het Statuut geformuleerde beginselen, het ontbreken van kennelijke beoordelingsfouten bij de beoordeling van de aan de vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten ten grondslag liggende feiten en het ontbreken van misbruik van bevoegdheid.

Bovendien dient degene die wil opkomen tegen de elementen en de methode die zijn gebruikt om de aanpassingscoëfficiënten vast te stellen, de gegevens te verschaffen ten bewijze van het feit dat er een kennelijke fout is gemaakt.

Op een gebied waarop slechts een schatting mogelijk is, volstaat de vaststelling van een afwijking tussen het verschil van de prijsontwikkeling in Brussel en in een andere standplaats enerzijds en de ontwikkeling van de aanpassingscoëfficiënt die op die standplaats wordt toegepast anderzijds, op zich niet om te oordelen dat er sprake is van een kennelijke beoordelingsfout. Wil dit wel het geval zijn, dan moet de betrokken afwijking bijzonder groot zijn.

Maar zelfs al wordt ervan uitgegaan dat is aangetoond dat de in een rapport van Eurostat opgenomen verhouding tussen de prijzen van de dienstverrichtingen die in Brussel en die welke in een andere standplaats worden gehanteerd, onjuist is, dan nog moet eveneens worden aangetoond dat, gelet op het belang van de gecumuleerde gevolgen van die fouten, de aanpassingscoëfficiënt voor die laatste standplaats in zijn geheel kennelijk onjuist is.

(cf. punten 37‑40, 48 en 68)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Abello e.a./Commissie, reeds aangehaald, punten 53, 55, 56 en 79; 25 september 2002, Ajour e.a./Commissie, T‑201/00 en T‑384/00, punten 46‑49

3.      Op grond van artikel 34, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken staat het niet aan het Gerecht om op internet de stukken te zoeken die niet bij de procesakten zijn gevoegd.

(cf. punt 64)

4.      Het bestaan van een aanpassingscoëfficiënt in bepaalde en het ontbreken ervan in andere standplaatsen van eenzelfde staat is op zich niet discriminatoir, aangezien de vaststelling van een aanpassingscoëfficiënt berust op objectieve gegevens betreffende de kosten van levensonderhoud in de standplaats. De bepalingen van artikel 9 van bijlage XI bij het Statuut voorzien overigens in de mogelijkheid van het creëren van nieuwe aanpassingscoëfficiënten of in de mogelijkheid om eerder gebruikte aanpassingscoëfficiënten niet toe te passen.

(cf. punt 72)