Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 25 september 2023 door Giovanni Frajese tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 27 juli 2023 in zaak T-786/22, Frajese/Commissie

(Zaak C-586/23 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Giovanni Frajese (vertegenwoordigers: O. Milanese, A. Montanari, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

de hogere voorziening in zijn geheel toe te wijzen;

de bestreden beschikking nietig te verklaren op grond van het eerste tot en met vierde middel van het beroep;

subsidiair, de bestreden beschikking te vernietigen op grond van het eerste tot en met vierde middel van het beroep;

in elk geval, de verwijzing in de kosten te vernietigen om dezelfde redenen;

bijgevolg het in eerste aanleg krachtens artikel 263 VWEU ingestelde beroep toe te wijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van de hogere voorziening voert rekwirant vier middelen aan tegen de beschikking waarbij het Gerecht zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard; dat beroep strekte tot nietigverklaring van, ten eerste, uitvoeringsbesluit C(2022) 7163 final van de Commissie van 3 oktober 2022 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel voor menselijk gebruik „Spikevax – elasomeran” overeenkomstig verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van besluit C(2021) 94 final, en, ten tweede, uitvoeringsbesluit C(2022) 7342 final van de Commissie van 10 oktober 2022 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel voor menselijk gebruik „Comirnaty - tozinameran, COVID 19 mRNA-vaccin (nucleosidegemodificeerd)” overeenkomstig verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van besluit C(2020) 9598 final.

Ten eerste stelt hij ernstige schending van artikel 254 VWEU, de artikelen 2, 4 en 18 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en artikel 16 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht. Deze schending vloeit voort uit het gebrek aan onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter-rapporteur in zaak T-786/22, die voorheen werkzaam was voor verweerster, de Europese Commissie. Dit gebrek aan onafhankelijkheid vormt tevens een schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de algemene rechtsbeginselen die door beschaafde naties zijn erkend als universeel toepasselijke bronnen van internationaal recht, en leidt tot de absolute nietigheid van de bestreden beschikking.

Ten tweede stelt rekwirant schending van de regels voor de procesvoering doordat het Gerecht heeft nagelaten het middel van niet-ontvankelijkheid, dat de Commissie na de uiterste termijn – die het Gerecht onjuist heeft beoordeeld en berekend en die als vervaltermijn was bedoeld – had ingediend, laattijdig en niet-ontvankelijk te verklaren. Deze schending maakt de beschikking tot verwerping van het beroep onrechtmatig, ook wat de verwijzing van rekwirant in de kosten betreft.

Ten derde betoogt rekwirant dat het Gerecht heeft nagelaten uitspraak te doen over de door hem aangevoerde middelen en argumenten betreffende het bestaan van de voorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU. De desbetreffende redenering van het Gerecht is onjuist en tegenstrijdig en verwijst niet naar de in het verzoekschrift aangevoerde argumenten. Het Gerecht heeft met name geen rekening gehouden met de bijzondere hoedanigheid van rekwirant als vaccinatiearts en met zijn bijzondere procesbelang, aangezien de informatie in de bijlagen bij de uitvoeringsbesluiten is gericht tot de medische beroepsgroep, en artsen de materiële uitvoerders zijn van de voorschriften die inherent zijn aan de toediening van het product. Aldus heeft het Gerecht artikel 263, vierde alinea, VWEU geschonden, met name wat betreft het bestaan van rechtstreekse en individuele geraaktheid door de litigieuze besluiten, en een tegenstrijdige of onjuiste motivering gegeven, mede gelet op de rechtspraak van het Hof ter zake.

Ten vierde verwijt rekwirant het Gerecht dat de niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg heeft dat hem het recht van verdediging wordt ontzegd, waardoor hem – en alle burgers van de Unie – elke daadwerkelijke rechtsbescherming wordt ontnomen, hetgeen in strijd is met de beginselen van titel VI van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en onder meer met artikel 47 ervan.

____________