Language of document :

Beroep ingesteld op 28 augustus 2013 – Ranbaxy Laboratories en Ranbaxy (VK) / Commissie

(Zaak T-460/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ranbaxy Laboratories Ltd (Haryana, India) en Ranbaxy (UK) Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: R. Vidal, A. Penny, solicitors, en B. Kennelly, barrister)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

artikel 1, lid 4, van het besluit van de Commissie van 19 juni 2013 in zaak COMP/39226 – Lundbeck (citalopram) inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst nietig te verklaren voor zover het betrekking heeft op verzoeksters;

artikel 2, lid 4, van het besluit van de Commissie van 19 juni 2013 in zaak COMP/39226 – Lundbeck (citalopram) nietig te verklaren voor zover het verzoeksters boetes oplegt of, subsidiair, het bedrag van de boetes te verminderen, en

verweerster te verwijzen in verzoeksters' kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters vier middelen aan.

Eerste middel: verweerster heeft ten onrechte vastgesteld dat de door verzoeksters gesloten schikking kon worden aangemerkt als een inbreuk „naar strekking” op artikel 101, lid 1, VWEU. Als zodanig voeren verzoeksters aan dat verweerster blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en/of de feiten onjuist heeft beoordeeld.

Tweede middel: verweerster heeft ten onrechte vastgesteld dat de partijen bij de schikking ten minste potentiële concurrenten waren. Als zodanig voeren verzoeksters aan dat verweerster blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en/of de feiten onjuist heeft beoordeeld.

Derde middel: verweerster heeft de schikking onjuist uitgelegd door vast te stellen dat zij meer bescherming bood dan die welke kon worden genoten door het werkwijzeoctrooi te handhaven. Als zodanig voeren verzoeksters aan dat verweerster blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en/of de feiten onjuist heeft beoordeeld.

Vierde middel: verweerster heeft de aan verzoeksters opgelegde boete verkeerd berekend en de boete als zodanig is ongerechtvaardigd en overdreven.