Language of document :

Beroep ingesteld op 28 mei 2015 – KF/SATCEN

(Zaak T-286/15)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: KF (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Kunst, advocaat)

Verwerende partij: Satellietcentrum van de Europese Unie (SATCEN)

Conclusies

het besluit van de beroepscommissie van 26 januari 2015, dat aan verzoekster is betekend op 23 maart 2015, waarbij de twee klachten van verzoekster zijn afgewezen, nietig verklaren. Verzoekster beroept zich overeenkomstig artikel 277 VWEU op de niet-toepasselijkheid van artikel 28, lid 6, van het personeelsreglement van het SATCEN1 ;

het impliciet besluit van het SATCEN van 5 juli 2013, waarbij verzoeksters verzoek om bijstand is afgewezen, nietig verklaren;

het besluit van het SATCEN van 5 juli 2013, waarbij verzoekster is geschorst en een disciplinaire procedure is ingeleid, nietig verklaren, subsidiair de wettigheid van de besluiten incidenteel onderzoeken in het beroep tegen het overplaatsingsbesluit;

het overplaatsingsbesluit van het SATCEN van 28 februari 2014 nietig verklaren;

het SATCEN gelasten aan verzoekster een vergoeding te betalen voor materiële schade, geleden in de vorm van gederfde salarissen, emolumenten en rechten tot aan het einde van verzoeksters overeenkomst, alsmede een vergoeding voor de geleden immateriële schade, voorlopig en ex aequo et bono geraamd op 500 000 EUR;

het SATCEN te verwijzen in de kosten, te vermeerderen met 8 % rente.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring van het besluit van de beroepscommissie van het SATCEN van 26 januari 2015 voert verzoekster één middel aan, dat is ontleend aan schending van haar recht op effectieve rechterlijke bescherming en een eerlijk proces.

De beroepscommissie heeft het merendeel van verzoeksters feitelijke en juridische argumenten genegeerd en de veelvuldige schendingen van verzoeksters fundamentele rechten nauwelijks in aanmerking genomen/beoordeeld.

Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring van de impliciete weigering van het SATCEN van 5 juli 2013 om bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het personeelsreglement van het SATCEN voert verzoekster twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van de verplichting om bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het personeelsreglement van het SATCEN, en van verzoeksters recht uit hoofde van artikel 31 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „EU-Handvest”).

Tweede middel, ontleend aan schending van artikel 12a van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, en van verzoeksters recht uit hoofde van artikel 31 van het EU-Handvest.

Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring van het door het SATCEN genomen schorsingsbesluit en van zijn besluit om een disciplinaire procedure in te leiden, voert verzoekster drie middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van het beginsel van onpartijdigheid, schending van verzoeksters recht op behoorlijk bestuur, en misbruik van bevoegdheid.

Tweede middel, ontleend aan schending van verzoeksters rechten van de verdediging, schending van de artikelen 1, lid 1, en 2 van bijlage IX bij het personeelsreglement van het SATCEN, en misbruik van bevoegdheid.

Derde middel, ontleend aan schending van de onschuldpresumptie.

Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring van het door het SATCEN op 28 februari 2014 genomen overplaatsingsbesluit voert verzoekster vier middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van verzoeksters rechten van de verdediging, schending van artikel 10, lid 1, van bijlage IX bij het personeelsreglement van het SATCEN, en schending van verzoeksters recht op behoorlijk bestuur.

Tweede middel: ontleend aan schending van het beginsel van onpartijdigheid.

Derde middel, ontleend aan schending van de verplichting om de materiële juistheid vast stellen van de feiten waarop het tot aanstelling bevoegd gezag zich beroept, schending van verzoeksters recht op toegang teneinde haar onschuld te kunnen vaststellen, en schending van de onschuldpresumptie.

Vierde middel, ontleend aan misbruik van bevoegdheid. In het rapport van de directeur worden niet de verweten feiten genoemd. De voorzitter en de tuchtraad hebben ten onrechte geweigerd aan de directeur te verzoeken om aan te geven van welke specifieke handelingen verzoekster wordt beschuldigd.

____________

1 Besluit 2009/747/GBVB van de Raad van 14 september 2009 betreffende het personeelsreglement van het Satellietcentrum van de Europese Unie (PB 2009 L 276, blz. 1).