Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 14 augustus 2023 – OS / Országos Idegenrendészeti Főigazgatóság

(Zaak C-525/23, Accra1 )

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: OS

Verwerende partij: Országos Idegenrendészeti Főigazgatóság

Prejudiciële vragen

Is de praktijk van een lidstaat die voor het aanvaarden van bestaansmiddelen, nadat de aanvrager, die onderdaan is van een derde land en vrijwilligerswerk wenst te verrichten, heeft aangetoond dat een naaste verwant die niet als zijn familielid kan worden beschouwd in staat en bereid is om de kosten van zijn levensonderhoud en terugkeer te dragen door de benodigde geldbedragen regelmatig over te maken van zijn rechtmatig verkregen inkomen of vermogen, als aanvullende voorwaarde stelt dat de aanvrager nauwkeurig aangeeft of het ontvangen bedrag inkomen of vermogen is, alsmede met officiële documenten aantoont op welke grond hij het inkomen of vermogen heeft ontvangen en dat hij definitief en onbeperkt over het geld of het vermogen kan beschikken, in overeenstemming met de beoordelingsmarge waarover de lidstaten gelet op de in de overwegingen 2 en 41, artikel 1, onder a), en artikel 4, lid 1, van [richtlijn (EU) 2016/801]1 geformuleerde doelstellingen op grond van artikel 7, lid 1, onder e), van de richtlijn beschikken?

Is het, in het licht van het beginsel van voorrang van het Unierecht, de in artikel 79 VWEU verankerde verplichting tot billijke behandeling, de in artikel 45 van het Handvest [van de grondrechten van de Europese Unie] neergelegde vrijheid van verblijf en het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, alsook de overwegingen 54 en 61 van [richtlijn 2016/801] en in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel, voor de beantwoording van de eerste vraag van belang dat de in de eerste vraag beschreven voorwaarden niet in de wettelijke regelingen van de lidstaat inzake verblijfsvergunningen zijn opgenomen, zodat zij niet door de wetgever, maar door de hoogste rechterlijke instantie van de lidstaat zijn geformuleerd in haar rechtspraak, die precedentenwerking heeft?

Indien voor de aanvaarding van de bestaansmiddelen ook de in de nationale rechtspraak voorgeschreven verklaring en officiële documenten met betrekking tot de bovenvermelde voorwaarden vereist zijn, moet dan artikel 7, lid 1, onder e), van [richtlijn 2016/801], gelet op de in artikel 79 VWEU verankerde verplichting tot billijke behandeling, het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, het in overweging 2 van [richtlijn 2016/801] genoemde vereiste van rechtszekerheid en de in de overwegingen 41 en 42 genoemde procedurele waarborgen, aldus worden uitgelegd dat de nationale praktijk uitsluitend in overeenstemming is met deze bepalingen wanneer de aanvrager met een verwijzing naar de rechtsgevolgen wordt verzocht om op consistente en consequente wijze aan te tonen dat hij voldoet aan de noodzakelijk geachte aanvullende voorwaarden, en de aanvraag voor een verblijfsvergunning wegens het ontbreken van bewijs dat voldaan is aan de in de rechtspraak gestelde voorwaarden pas wordt afgewezen na een procedure waarin zijn rechten aldus zijn gewaarborgd en de procedurele waarborgen zijn nageleefd?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB 2016, L 132, blz. 21).