Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Düsseldorf (Duitsland) op 6 oktober 2023 – TA e.a. / British Airways plc

(Zaak C-616/23, British Airways)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen en verzoekende partijen in hoger beroep: TA, ET, VB, CI

Verwerende partij en verwerende partij in hoger beroep: British Airways plc

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/20041 aldus worden uitgelegd dat een passagier recht heeft op compensatie wegens langdurige vertraging op de eindbestemming wanneer hij bij een vlucht met overstappen de aansluitende vlucht mist hoewel de aanvoervlucht op tijd is uitgevoerd en de vertraging op de eindbestemming is toe te schrijven aan het feit dat de feitelijke overstaptijd op de luchthaven tussen het openen van de vliegtuigdeuren en het beëindigen van het instappen niet voldoende was voor het tijdig bereiken van de aansluitende vlucht, gelet op de afstand tussen de aankomstgate en de vertrekgate en de paspoort- en veiligheidscontroles?

Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: ligt in gevallen waarin wordt getwist over de vraag of het missen van de aansluitende vlucht is toe te schrijven aan de schuld van de passagier (bijvoorbeeld omdat deze treuzelt) de bewijslast bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of moet de passagier de aantijging dat er sprake is van eigen schuld weerleggen? Wat is in dat verband het belang van het respecteren van de zogenoemde Minimum Connection Time (minimumoverstaptijd) tussen aanvoervlucht en aansluitende vlucht?

Moet artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat een passagier wiens vlucht redelijkerwijs een te verwachten vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming zal hebben, zoals passagiers van geannuleerde vluchten, naast de bewoordingen van artikel 6, lid 1, van verordening nr. 261/2004 recht heeft op een alternatief reisplan onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar zijn eindbestemming bij de eerste gelegenheid en dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert in het geval dat deze verplichtingen niet worden nagekomen aan de passagier de ontstane kosten van het alternatieve vervoer moet vergoeden?

____________

1 Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB. 2004, L 46, blz. 1).