Language of document : ECLI:EU:C:2010:561

Zaak C‑104/09

Pedro Manuel Roca Álvarez

tegen

Sesa Start España ETT SA

(verzoek van het Tribunal Superior de Justicia de Galicia om een prejudiciële beslissing)

„Sociale politiek – Gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers – Richtlijn 76/207/EEG – Artikelen 2 en 5 – Recht op verlof voor in loondienst werkzame moeders – Opneembaar door in loondienst werkzame moeder of in loondienst werkzame vader – Moeder die niet in loondienst werkzaam is – Vader die in loondienst werkzaam is, uitgesloten van recht op verlof”

Samenvatting van het arrest

Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling

(Richtlijn 76/207 van de Raad, art. 2, leden 1, 3 en 4, en art. 5)

Artikel 2, leden 1, 3 en 4, en artikel 5 van richtlijn 76/207 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale maatregel op grond waarvan in loondienst werkzame moeders, tot hun kind negen maanden oud is, recht hebben op een – in verschillende vormen opneembaar – verlof, terwijl in loondienst werkzame vaders voor dat verlof slechts in aanmerking komen wanneer ook de moeder van dat kind arbeid in loondienst verricht.

Het feit dat het verlof zonder onderscheid door de in loondienst werkzame vader of de in loondienst werkzame moeder kan worden opgenomen, impliceert dat zowel de vader als de moeder zich met de voeding van en de zorg voor het kind kan bezighouden. Dit verlof lijkt dus te worden toegekend aan de werknemers in hun hoedanigheid van ouders en kan bijgevolg niet worden geacht de bescherming van de biologische gesteldheid van de vrouw na haar zwangerschap of van de bijzondere relatie tussen de moeder en haar kind te verzekeren. Voorts kan het feit dat dit verlof aan in loondienst werkzame vaders wordt geweigerd op de enkele grond dat de moeder van het kind niet in loondienst werkzaam is, ertoe leiden dat een vrouw die zelfstandige is, zich ertoe verplicht ziet, haar beroepsactiviteit te beperken en de aan de geboorte van haar kind verbonden belasting in haar eentje te dragen, zonder dat zij op hulp van de vader kan rekenen. Bijgevolg kan een dergelijke maatregel noch worden opgevat als een maatregel die leidt tot opheffing of vermindering van de feitelijke ongelijkheden die voor de vrouw in de realiteit van het maatschappelijk leven kunnen bestaan in de zin van artikel 2, lid 4, van richtlijn 76/207, noch als een maatregel die beoogt een materiële en niet een formele gelijkheid tot stand te brengen, door eventuele feitelijke ongelijkheden in het maatschappelijk leven te verminderen en zodoende overeenkomstig artikel 157, lid 4, VWEU nadelen in de beroepsloopbaan van de betrokken personen te voorkomen of te compenseren.

(cf. punten 31, 37‑39 en dictum)