Language of document : ECLI:EU:T:2002:79

ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer - uitgebreid)

20 maart 2002 (1)

„Gemeenschapsmerk - Woordcombinatie TELE AID - Absolute weigeringsgronden - Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 40/94”

In zaak T-355/00,

DaimlerChrysler AG, gevestigd te Stuttgart (Duitsland), vertegenwoordigd door S. Völker, advocaat,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door A. von Mühlendahl en D. Schennen als gemachtigden,

verweerder,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 12 september 2000 (zaak R 142/2000-3) inzake de inschrijving van de woordcombinatie TELE AID als gemeenschapsmerk,

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Tweede kamer - uitgebreid),

samengesteld als volgt: R. M. Moura Ramos, kamerpresident, V. Tiili, J. Pirrung, P. Mengozzi en A. W. H. Meij, rechters,

griffier: H. Jung,

gezien het op 24 november 2000 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 23 februari 2001 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord,

na de terechtzitting op 21 november 2001,

het navolgende

Arrest

Voorgeschiedenis van het geschil

1.
    Op 18 februari 1997 heeft Mercedes-Benz AG bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (hierna: „Bureau”) een aanvraag voor de inschrijving van een woordmerk als gemeenschapsmerk ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd.

2.
    De inschrijvingsaanvraag betreft de woordcombinatie TELE AID.

3.
    De waren en diensten waarvoor de merkaanvraag is ingediend, behoren tot de klassen 9, 12, 37, 38, 39 en 42 als bedoeld in de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij beantwoorden aan de volgende omschrijving:

- Klasse 9:    „Elektrische en elektronische apparaten voor de overbrenging van spraak en gegevens; stationaire en mobiele zend-, transmissie-, relais- en ontvangapparaten; gegevensverwerkende apparatuur en bijbehorende onderdelen; navigatieapparaten; auto-alarmsystemen”;

- Klasse 12:    „Automobielen en bijbehorende onderdelen”;

- Klasse 37:    „Reparatiediensten voor automobielen; wegenwacht”;

- Klasse 38:    „Exploitatie van een communicatienetwerk; leiding over manschappen en coördinatie van manschappen bij ongevallen en reddingen”;

- Klasse 39:    „Sleepdiensten, reddingsdiensten”;

- Klasse 42:    „Diensten van een rekencentrum met lokalisatie en positiebepaling van vervoermiddelen; verzamelen, registreren, bewerken en uitgeven van informatie.”

4.
    In januari 1999 is in het aanvraagdossier aangetekend dat de aanvraag op verzoekster is overgegaan, overeenkomstig de artikelen 17 en 24 van verordening nr. 40/94 en regel 31, lid 8, van verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 (PB L 303, blz. 1).

5.
    Bij beslissing van 9 december 1999 heeft de onderzoeker de aanvraag afgewezen op grond van artikel 38 van verordening nr. 40/94. Zijns inziens was de woordcombinatie TELE AID beschrijvend voor de betrokken waren en diensten en miste zij elk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub c en b, van verordening nr. 40/94.

6.
    Op 2 februari 2000 heeft verzoekster krachtens artikel 59 van verordening nr. 40/94 bij het Bureau beroep ingesteld tegen de beslissing van de onderzoeker.

7.
    De derde kamer van beroep heeft bij beslissing van 12 september 2000 (hierna: „bestreden beslissing”) de beslissing van de onderzoeker vernietigd voorzover daarin de aanvraag voor de waren van klasse 12 werd afgewezen, en het beroep verworpen met betrekking tot de andere in de aanvraag opgegeven klassen wegens toepasselijkheid van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 40/94 op de betrokken woordcombinatie.

Conclusies van partijen

8.
    Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de bestreden beslissing te vernietigen;

-    het Bureau te verwijzen in de kosten.

9.
    Het Bureau concludeert dat het het Gerecht behage:

-    het beroep te verwerpen;

-    verzoekster te verwijzen in de kosten.

In rechte

10.
    Verzoekster voert twee middelen aan, te weten schending van artikel 7, lid 1, sub b, en van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94.

Schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94

Argumenten van partijen

11.
    Verzoekster betoogt dat bij de beoordeling van de absolute weigeringsgronden een merk in zijn geheel moet worden bezien, in de vorm waarin het is aangevraagd. Zelfs bij ontleding van de woordcombinatie TELE AID in de twee bestanddelen ervan is geen sprake van een aanduiding die de betrokken waren of diensten beschrijft.

12.
    Het bestanddeel „tele” is geen zelfstandig woord en evenmin een afkorting, maar een dubbele lettergreep die in de omgangstaal als bestanddeel van vele woorden wordt gebruikt. Het bestanddeel „tele” heeft in al die mogelijke combinaties niet steeds dezelfde betekenis, zelfs niet bij benadering. Verzoekster verwijst in dit opzicht naar woorden waarin het bestanddeel „tele” afstand betekent, zoals „telefoon” of „telescoop”, naar woorden waarin het bestanddeel „tele” doel („telos” in het Grieks) betekent, zoals „teleologie”, alsmede naar woorden waarin geen enkele van deze betekenissen aanwezig is, zoals de namen van een muziekcomponist (Telemann) en van een Noorse landstreek (Telemark).

13.
    Het bestanddeel „tele” wordt vaak als merkbestanddeel in de meest uiteenlopende combinaties gebruikt, zodat het publiek gewend is aan merken met dit bestanddeel. Verzoekster verwijst daarvoor onder meer naar de merken TELE-ATLAS, TELE-PAGE en TELE-CARD. Het bestanddeel „tele” is dus niet rechtstreeks beschrijvend voor de betrokken waren en diensten.

14.
    Wat het bestanddeel „aid” betreft, betoogt verzoekster dat ook dit vaak als merkbestanddeel in allerlei combinaties voorkomt, zodat het publiek gewend is aan merken met dit bestanddeel. Zij verwijst in dit opzicht naar de Duitse merken AID en BIKEAID alsmede naar de gemeenschapsmerken MICROAID en FIRST AID.

15.
    Het bestanddeel „aid” is evenmin concreet en onmiddellijk beschrijvend voor de betrokken waren en diensten, omdat het hooguit de vage, onzekere en dubbelzinnige gedachte oproept dat iets of iemand helpt, bijstaat of ondersteunt, of wordt geholpen of bijgestaan.

16.
    De woordcombinatie TELE AID in haar geheel beschouwd is volgens verzoekster een neologisme dat niet voorkomt in de gangbare woordenboeken van de talen van de Gemeenschap, met inbegrip van het Engels, en evenmin als zodanig in het algemene spraakgebruik of in een vaktaal.

17.
    Bovendien heeft de betrokken woordcombinatie geen duidelijke en vaststaande betekenis, maar roept het enkel vage en abstracte gedachten op aan hulp, bijstand, een helper of een hulpmiddel „vanuit de verte”, op afstand of met behulp van een techniek waardoor de afstand kan worden overbrugd.

18.
    Met betrekking tot het verband tussen de woordcombinatie TELE AID in haar geheel beschouwd en de betrokken waren en diensten betoogt verzoekster dat deze woordcombinatie, in tegenstelling tot het in de punten 20 en volgende van de bestreden beslissing gestelde, geen voldoende concrete beschrijvende aanduiding van de bestemming of de kwaliteit van deze waren en diensten is.

19.
    De noodzaak tot vrijhouding van een teken vormt een immanente begrenzing van de absolute weigeringsgronden. Bijgevolg kunnen zelfs beschrijvende tekens slechts van inschrijving worden uitgesloten voorzover de monopolisering ervan in strijd is met de gerechtvaardigde behoefte van derden, in het bijzonder concurrenten, om deze tekens ongestoord te kunnen gebruiken. In casu is er geen noodzaak tot vrijhouding van de betrokken woordcombinatie, aangezien zij niet wordt gebruikt om de betrokken waren en diensten te beschrijven en het evenmin nodig of onontbeerlijk is om die daarvoor te gebruiken. Vage associaties die door deze woordcombinatie worden opgeroepen, volstaan niet om een dergelijke noodzaak tot vrijhouding te rechtvaardigen.

20.
    Ten slotte betoogt verzoekster dat de inschrijving van het betrokken merk strookt met de beslissingspraktijk van de kamers van beroep. Zij verwijst daarvoor naar beslissingen van de kamers van beroep waarin woorden als NETMEETING, CareService, Schülerhilfe, GLOBAL CARE, MEGATOURS, SAFETYTECH, STEAM TERMINAL, ProBank, FIXIT, TOP-LOK, helpLine, HYPERLITE, Tensiontech, SAFEJAW, SURESEAL, FOILGUARD, OMNICARE, ZONEMESSAGE, BIDWATCH, Oilgear en TELESCAN als merk zijn aanvaard.

21.
    Het Bureau betwist verzoeksters argumenten en is van mening dat de betrokken woordcombinatie beschrijvend is voor alle betrokken waren en diensten.

22.
    Meer in het bijzonder heeft het Bureau ter terechtzitting verklaard dat voor het geheel van de in de inschrijvingsaanvraag opgegeven categorieën waren en diensten het beschrijvend karakter van de woordcombinatie TELE AID moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de door verzoekster geplande of reeds uitgevoerde verkoopformule.

Beoordeling door het Gerecht

23.
    Volgens artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 wordt de inschrijving geweigerd van „merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten”. Voorts bepaalt artikel 7, lid 2, van verordening nr. 40/94 dat „lid 1 [...] ook van toepassing [is] indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Gemeenschap bestaan”.

24.
    Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 verhindert dat de daarin bedoelde tekens of aanduidingen als gevolg van hun inschrijving als merk voorbehouden blijven aan één enkele onderneming. Deze bepaling streeft dus een doel van algemeen belang na, dat inhoudt dat dergelijke tekens of aanduidingen door eenieder ongestoord moeten kunnen worden gebruikt (zie, naar analogie, arrest Hof van 4 mei 1999, Windsurfing Chiemsee, C-108/97 en C-109/97, Jurispr. blz. I-2779, punt 25).

25.
    Vanuit deze optiek zijn de tekens en aanduidingen waarop artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 doelt, die welke in het normale spraakgebruik voor het in aanmerking komende publiek kunnen dienen ter aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de essentiële eigenschappen ervan, van de waar of dienst waarvoor de inschrijving is aangevraagd (arrest Hof van 20 september 2001, Procter & Gamble/BHIM, C-383/99 P, Jurispr. blz. I-6251, punt 39). Het beschrijvend karakter van een teken kan derhalve slechts worden beoordeeld in verhouding tot de betrokken waren of diensten en uitgaande van de wijze waarop het door het relevante in aanmerking komende publiek wordt opgevat.

26.
    In casu heeft de kamer van beroep in punt 23 van de bestreden beslissing vastgesteld dat de betrokken waren en diensten bestemd zijn voor de gemiddelde consument in algemene zin, hetgeen verzoekster niet heeft betwist. De gemiddelde consument wordt geacht redelijk geïnformeerd, omzichtig en oplettend te zijn [zie in die zin arrest Hof van 22 juni 1999, Lloyd Schuhfabrik Meyer, C-342/97, Jurispr. blz. I-3819, punt 26, en arrest Gerecht van 7 juni 2001, DKV/BHIM (EuroHealth), T-359/99, Jurispr. blz. II-1645, punt 27]. Aangezien de betrokken woordcombinatie is samengesteld uit Engelstalige bestanddelen, is het relevante in aanmerking komende publiek Engelstalig.

27.
    Met betrekking tot verzoeksters argument, dat derden, in het bijzonder haar concurrenten, de betrokken woordcombinatie niet nodig hebben ter aanduiding van de in de aanvraag bedoelde waren en diensten, zij opgemerkt dat het Hof in punt 35 van het reeds aangehaalde arrest Windsurfing Chiemsee heeft geoordeeld dat de toepassing van artikel 3, lid 1, sub c, van richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB 1989, L 40, blz. 1), waarvan de formulering in wezen identiek is aan die van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, niet afhangt van het bestaan van een concrete, actuele en ernstige vrijhoudingsbehoefte.

28.
    Zoals het Bureau terecht heeft opgemerkt, hoeft voor de toepassing van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 uitsluitend te worden onderzocht, op basis van een bepaalde betekenis van het betrokken woordteken, of er voor het in aanmerking komende publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband bestaat tussen het teken en de categorieën waren of diensten waarvoor de inschrijving is gevraagd.

29.
    Om te beginnen zij opgemerkt dat de woordcombinatie TELE AID is samengesteld uit een zelfstandig naamwoord (aid) en een voorvoegsel (tele). Deze woordcombinatie is evenwel niet ongebruikelijk wat de structuur ervan betreft. Zij wijkt immers niet af van de lexicale regels van de Engelse taal, maar is in overeenstemming daarmee gevormd.

30.
    Wat de betekenis van de woordcombinatie TELE AID betreft, blijkt uit punt 19 van de bestreden beslissing en uit de uitleg van het Bureau in zijn memorie van antwoord en ter terechtzitting, dat deze woordcombinatie volgens het Bureau „hulp op afstand” betekent. Verzoeksters argument dat de betrokken woordcombinatie geen duidelijke en vaststaande betekenis heeft, is in zoverre irrelevant. Gelet op de waren en diensten waarvoor de inschrijving is gevraagd, is de door de kamer van beroep in aanmerking genomen betekenis immers correct. Er zij aan herinnerd dat een woordteken reeds onder artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 valt wanneer ten minste één van de mogelijke betekenissen ervan een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt.

31.
    Met betrekking tot de aard van het verband tussen de woordcombinatie TELE AID en de betrokken waren en diensten heeft de kamer van beroep in punt 21 van de bestreden beslissing geoordeeld, dat deze woordcombinatie de kwaliteit en de bestemming van die waren en diensten aanduidt.

32.
    In de eerste plaats dient te worden onderzocht of de woordcombinatie TELE AID beschrijvend is voor de categorieën diensten omschreven als „reparatiediensten voor automobielen; wegenwacht” van klasse 37, „leiding over manschappen en coördinatie van manschappen bij ongevallen en reddingen” van klasse 38, „sleepdiensten, reddingsdiensten” van klasse 39 en „diensten van een rekencentrum met lokalisatie en positiebepaling van vervoermiddelen” van klasse 42.

33.
    Wat de diensten van de in het vorige punt vermelde categorieën betreft, dient te worden aangenomen dat de woordcombinatie TELE AID in haar geheel beschouwd kan dienen ter aanduiding van zowel de soort als de kwaliteit. Deze diensten zijn immers specifieke vormen van hulpverlening. Het feit dat de hulp vanaf een afstand wordt verleend, moet bovendien worden beschouwd als een kwaliteit van deze diensten die voor het in aanmerking komende publiek bij het maken van een keuze een rol zou kunnen spelen en die dus een wezenlijk kenmerk is. Derhalve bestaat er voor het in aanmerking komende publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband tussen de woordcombinatie TELE AID en deze diensten.

34.
    Het is weliswaar niet uit te sluiten dat de diensten behorend tot de in punt 32 vermelde categorieën tevens kunnen worden verricht in omstandigheden die geen enkel element van afstand inhouden, zodat de woordcombinatie TELE AID niet voor alle diensten van deze categorieën beschrijvend is. Verzoekster heeft evenwel inschrijving van de betrokken woordcombinatie aangevraagd voor elk van deze categorieën in hun geheel, zonder onderscheid te maken. Derhalve dient de beoordeling van de kamer van beroep voorzover betrekking hebbend op deze categorieën van diensten in hun geheel, te worden bekrachtigd (zie, in die zin, arrest EuroHealth, reeds aangehaald, punt 33).

35.
    Wat in de tweede plaats de categorie waren van klasse 9 omschreven als „auto-alarmsystemen” betreft, dient te worden vastgesteld dat de bestemming van deze waren gedeeltelijk samenvalt met de omschrijving van deze categorie, aangezien in de omschrijving uitdrukkelijk wordt verwezen naar alarm (slaan). Waren waarmee alarm kan worden geslagen, kunnen immers dienen om beroep te doen op diensten van hulp op afstand. In zoverre maakt de hulp op afstand de bestemming van deze waren uit. Derhalve bestaat er voor het in aanmerking komende publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband tussen de woordcombinatie TELE AID en de waren van bovengenoemde categorie.

36.
    Met betrekking tot de door verzoekster aangehaalde beslissingen van de kamers van beroep waarin de inschrijving van andere merken is aanvaard, zij opgemerkt dat feitelijke of juridische overwegingen uit eerdere beslissingen van de kamers van beroep kunnen worden aangevoerd ter ondersteuning van een middel betreffende schending van een bepaling van verordening nr. 40/94. Verzoekster heeft evenwel niet gesteld dat de aangehaalde beslissingen overwegingen bevatten die de bovenstaande beoordeling zouden kunnen aantasten. Voorts merkt het Bureau terecht op dat het merk TELESCAN, het enige dat eenzelfde bestanddeel bevat als de woordcombinatie TELE AID, is ingeschreven voor totaal andere diensten dan de in casu aan de orde zijnde, met name voor beleggingen en financiële diensten.

37.
    De woordcombinatie TELE AID kan derhalve in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 voor het in aanmerking komende publiek dienen ter aanduiding van wezenlijke kenmerken van de waren en diensten behorend tot de in de punten 32 en 35 vermelde categorieën.

    

38.
    In de derde plaats dient te worden onderzocht of de woordcombinatie TELE AID beschrijvend is voor de categorieën waren omschreven als „elektrische en elektronische apparaten voor de overbrenging van spraak en gegevens; stationaire en mobiele zend-, transmissie-, relais- en ontvangapparaten; gegevensverwerkende apparatuur en bijbehorende onderdelen; navigatieapparaten” van klasse 9, alsmede voor de categorieën diensten omschreven als „exploitatie van een communicatienetwerk” van klasse 38 en „verzamelen, registreren, bewerken en uitgeven van informatie” van klasse 42.

39.
    Voor de waren en diensten behorend tot de in het vorige punt vermelde categorieën heeft het Bureau onvoldoende aangetoond dat de woordcombinatie TELE AID kan dienen tot aanduiding van de bestemming ervan. Hulp op afstand, ook indien deze het gebruik van die waren en diensten zou vereisen of inhouden, is immers hooguit een van de vele toepassingsmogelijkheden, maar geen technische functie van de betrokken waren en diensten. Dat volstaat evenwel niet om te kunnen aannemen dat er voor het in aanmerking komende publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband bestaat tussen de woordcombinatie TELE AID en deze waren en diensten.

    

40.
    Het Gerecht heeft weliswaar in het reeds aangehaalde arrest EuroHealth (punt 33) geoordeeld dat de omstandigheid dat een woordteken slechts beschrijvend is voor een deel van de waren of diensten behorend tot een als zodanig in de inschrijvingsaanvraag vermelde categorie, niet belet dat de inschrijving van dit woordteken wordt geweigerd, wanneer de aanvrager zijn inschrijvingsaanvraag niet heeft beperkt tot de waren of diensten waarvoor het woordteken niet beschrijvend is. In casu is de situatie evenwel anders dan die in de zaak EuroHealth. Voor geen enkel deel van de hierboven in punt 38 vermelde categorieën waren of diensten is de woordcombinatie TELE AID immers beschrijvend.

41.
    Voorts heeft het Bureau ter terechtzitting aangevoerd dat verzoekster blijkens haar verklaringen de in punt 38 vermelde waren en diensten verkoopt of wil verkopen in het kader van een systeem voor het bieden van hulp op afstand, dat aan de kopers van de door haar vervaardigde voertuigen wordt aangeboden en dat naast deze laatste waren en diensten ook de in de punten 32 en 35 vermelde omvat. Het Bureau leidt hieruit af dat voor het geheel van de in de inschrijvingsaanvraag opgegeven categorieën waren en diensten het beschrijvend karakter van de woordcombinatie TELE AID moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van deze door verzoekster geplande of reeds uitgevoerde verkoopformule.

42.
    Anders dan het Bureau beweert, moet het beschrijvend karakter van een woordteken voor elke in de inschrijvingsaanvraag opgegeven categorie waren en/of diensten afzonderlijk worden beoordeeld. Bij de beoordeling van het beschrijvend karakter van een woordteken voor een bepaalde categorie waren en/of diensten is niet van belang of de aanvrager van het betrokken merk een bepaalde verkoopformule overweegt of uitvoert, die naast de waren en/of diensten van deze categorie ook waren en/of diensten van andere categorieën omvat. Het bestaan van een verkoopformule is immers een factor die los staat van het aan het gemeenschapsmerk verbonden recht. Bovendien kan een verkoopformule, die uitsluitend een zaak is van de betrokken onderneming, veranderen na de inschrijving van een teken als gemeenschapsmerk en mag zij de beoordeling van de inschrijvingsvatbaarheid van het teken dan ook op geen enkele wijze beïnvloeden.

43.
    Voorts kan niet worden gezegd dat de woordcombinatie TELE AID kan dienen tot aanduiding van de kwaliteit of van om het even welk ander wezenlijk kenmerk van de waren en diensten behorend tot de in punt 38 vermelde categorieën.

44.
    De woordcombinatie TELE AID kan derhalve niet in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 voor het in aanmerking komende publiek dienen ter aanduiding van een van de wezenlijke kenmerken van de waren en diensten behorend tot de in punt 38 vermelde categorieën.

45.
    Uit het voorgaande volgt, dat het middel betreffende schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 moet worden aanvaard met betrekking tot de in punt 38 vermelde categorieën waren en diensten, en afgewezen met betrekking tot de in de punten 32 en 35 vermelde categorieën waren en diensten.

Schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94

Argumenten van partijen

46.
    Verzoekster betoogt dat blijkens de uitdrukking „elk onderscheidend vermogen missen” van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 elk onderscheidend vermogen - hoe gering ook - voldoende is om een teken als merk te kunnen inschrijven, en dat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen dus geen te strenge maatstaf mag worden gehanteerd.

47.
    Als neologisme zonder duidelijke betekenis bevat de betrokken woordcombinatie volgens verzoekster een creatief element alsmede een minimaal aanvullend verbeeldingselement waardoor zij het vereiste minimum aan onderscheidend vermogen verkrijgt.

48.
    Verder verwijst verzoekster naar beslissingen van de kamers van beroep waarin de inschrijving van andere merken is aanvaard (zie punt 21 hierboven).

49.
    Het Bureau betoogt dat het teken TELE AID elk onderscheidend vermogen mist, aangezien het uitsluitend bestaat uit aanduidingen die de betrokken waren en diensten beschrijven en geen ander element bevat dat aan de woordcombinatie in haar geheel de geschiktheid zou kunnen verlenen, de waren van verzoekster te onderscheiden. De betrokken consumenten vatten deze woordcombinatie niet op als een verwijzing naar een bepaalde onderneming, maar enkel als een algemene verwijzing naar het feit dat hulp op afstand zal worden verleend.

Beoordeling door het Gerecht

50.
    Volgens artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 wordt de inschrijving geweigerd van „merken die elk onderscheidend vermogen missen”. Bovendien wordt in artikel 7, lid 2, van verordening nr. 40/94 bepaald dat „lid 1 [...] ook van toepassing [is] indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Gemeenschap bestaan”.

51.
    Voorts kan het onderscheidend vermogen van een teken enkel worden beoordeeld voor de waren of diensten waarvoor de inschrijving van het teken wordt gevraagd en uitgaande van de wijze waarop het door het relevante in aanmerking komende publiek wordt opgevat.

52.
    Voorzover de bestreden beslissing betrekking heeft op de waren en diensten waarvoor de woordcombinatie TELE AID in punt 37 hierboven beschrijvend is geacht, moet eraan worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak het bestaan van één van de absolute weigeringsgronden voldoende is om het teken niet als gemeenschapsmerk te kunnen inschrijven [arresten Gerecht van 26 oktober 2000, Harbinger/BHIM (TRUSTEDLINK), T-345/99, Jurispr. blz. II-3525, punt 31; 26 oktober 2000, Community Concepts/BHIM (Investorworld), T-360/99, Jurispr. blz. II-3545, punt 26, en 31 januari 2001, Sunrider/BHIM (VITALITE), T-24/00, Jurispr. blz. II-449, punt 28]. In zoverre faalt dit middel derhalve.

53.
    Daarentegen dient dit middel te worden onderzocht voorzover de bestreden beslissing betrekking heeft op de in punt 38 vermelde categorieën waren en diensten.

54.
    De kamer van beroep heeft in punt 25 van de bestreden beslissing geoordeeld dat het betrokken woordmerk „het vereiste minimum aan onderscheidend vermogen mist, omdat het in aanmerking komende publiek het enkel zal opvatten als een aanduiding van het voorwerp van de diensten of van de bestemming van de waren”. De kamer van beroep heeft het ontbreken van onderscheidend vermogen van de woordcombinatie TELE AID dus in wezen afgeleid uit het beschrijvend karakter ervan. Zoals hierboven in punt 44 is geoordeeld, kon de inschrijving van de woordcombinatie TELE AID voor de in punt 38 vermelde categorieën waren en diensten evenwel niet worden geweigerd op grond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94. Bijgevolg moet de hoofdredenering van de kamer van beroep met betrekking tot artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 worden afgewezen omdat zij op de hiervóór geconstateerde fout berust.

55.
    Voorts moet worden vastgesteld dat noch de bestreden beslissing, noch de memorie van antwoord van het Bureau of de ter terechtzitting door hem verschafte informatie aanwijzingen bevat die de conclusie wettigen dat de woordcombinatie TELE AID onderscheidend vermogen mist voor de waren en diensten behorend tot de in punt 38 vermelde categorieën.

56.
    Bijgevolg moet het middel betreffende schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 worden aanvaard met betrekking tot de in punt 38 vermelde categorieën waren en diensten, en afgewezen met betrekking tot de in de punten 32 en 35 vermelde categorieën waren en diensten.

57.
    Uit het voorgaande volgt, dat het beroep gegrond is met betrekking tot de in punt 38 vermelde categorieën waren en diensten en moet worden verworpen voor het overige.

Kosten

58.
    Volgens artikel 87, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht de proceskosten over de partijen verdelen, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld. Aangezien in casu de vordering van verzoekster slechts voor een beperkt aantal categorieën waren en diensten is toegewezen, dient verzoekster te worden verwezen in haar eigen kosten en in de helft van de kosten van het Bureau.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Tweede kamer - uitgebreid),

rechtdoende:

1)    Vernietigt de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 12 september 2000 (zaak R 142/2000-3) voor de volgende categorieën waren en diensten:

    -    „elektrische en elektronische apparaten voor de overbrenging van spraak en gegevens; stationaire en mobiele zend-, transmissie-, relais- en ontvangapparaten; gegevensverwerkende apparatuur en bijbehorende onderdelen; navigatieapparaten” van klasse 9;

    -    „exploitatie van een communicatienetwerk” van klasse 38;

    -    „verzamelen, registreren, bewerken en uitgeven van informatie” van klasse 42.

2)    Verwerpt het beroep voor het overige.

3)    Verstaat dat verzoekster haar eigen kosten en de helft van de kosten van verweerder zal dragen. Verweerder zal de andere helft van zijn eigen kosten dragen.

Moura Ramos
Tiili
Pirrung

                Mengozzi                    Meij

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 20 maart 2002.

De griffier

De president van de Tweede kamer

H. Jung

R. M. Moura Ramos


1: Procestaal: Duits.