Language of document : ECLI:EU:T:2012:538

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

11 oktober 2012

Zaak T‑622/11 P

Francesca Cervelli

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Ontheemdingstoelage – Verzoek om herziening – Nieuwe feiten – Hogere voorziening kennelijk ongegrond”

Betreft:      Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 12 september 2011, Cervelli/Commissie (F‑98/10), en strekkende tot vernietiging van die beschikking.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Cervelli draagt haar eigen kosten alsmede de kosten die de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde – Nieuw en wezenlijk feit

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

Het bestaan van nieuwe en wezenlijke feiten kan de indiening van een verzoek om herziening van een definitief geworden eerder besluit rechtvaardigen. Een arrest houdende nietigverklaring van een Unierechter kan alleen voor de procespartijen en voor andere bij de nietig verklaarde handeling rechtstreeks betrokken personen een nieuw feit vormen waardoor de klacht- en beroepstermijnen opnieuw gaan lopen. Ook al vallen volgens het beginsel van de uniciteit van de openbare dienst, zoals dat in artikel 9, lid 3, van het Verdrag van Amsterdam is geformuleerd, alle ambtenaren van alle instellingen van de Unie onder dezelfde bepalingen, toch impliceert een dergelijk beginsel niet dat alle instellingen de beoordelingsvrijheid die hun door het Statuut wordt toegekend, op dezelfde wijze moeten gebruiken. Integendeel, de instellingen genieten autonomie bij de organisatie van hun diensten. Een besluit, dat door een andere instelling dan die waartoe de betrokkene behoort vrijwillig is genomen, om de rechtsgevolgen van een arrest uit te breiden tot al haar ambtenaren, kan dus niet worden aangemerkt als een nieuw feit op grond waarvan de betrokkene een verzoek om herziening van het op hem betrekking hebbende administratieve besluit kan indienen.

(cf. punten 18, 20 en 25)

Referentie:

Hof: 17 juni 1965, Müller/Raden, 43/64, Jurispr. blz. 482, 498; 16 december 1970, Prelle/Commissie, 5/70, Jurispr. blz. 1075, punt 13; 26 september 1985, Valentini/Commissie, 231/84, Jurispr. blz. 3027, punt 14: 8 maart 1988, Brown/Hof van Justitie, 125/87, Jurispr. blz. 1619, punt 14

Gerecht: 11 juli 1997, Chauvin/Commissie, T‑16/97, JurAmbt. blz. I‑A‑237 en II‑681, punten 37, 39‑45; 16 september 1997, Gimenez/Comité van de Regio’s, T‑220/95, JurAmbt. blz. I‑A‑275 en II‑775, punt 72; 16 september 2009, Boudova e.a./Commissie, T‑271/08 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑71 en II‑B‑1‑441, punt 48