Language of document : ECLI:EU:T:2014:1033

Zaak T‑91/10

Lucchini SpA

tegen

Europese Commissie

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Markt van betonstaal in staven of rollen – Beschikking houdende vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1/2003, van een inbreuk op artikel 65 KS na afloop van het EGKS-Verdrag – Vaststelling van prijzen en betalingstermijnen – Beperking of beheersing van de productie of de afzet – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Rechtsgrondslag – Rechten van de verdediging – Geldboeten – Zwaarte en duur van de inbreuk – Verzachtende omstandigheden – Inaanmerkingneming van een nietigverklaringsarrest in een verknochte zaak”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 9 december 2014

1.      Gerechtelijke procedure – Memorie van repliek – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Repliek die verwijst naar als bijlage bij de memories gevoegde stukken – Ontvankelijkheid – Voorwaarden – Stukken die, volgens de definitie van een bijlage, louter als bewijsstuk kunnen dienen

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

2.      Gerechtelijke procedure – Overlegging van de bewijsstukken – Termijn – Tardieve neerlegging van de bewijsstukken – Voorwaarden

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub e, 46, lid 1, en 48, lid 1)

3.      Handelingen van de instellingen – Vermoeden van geldigheid – Niet-bestaande handeling – Begrip

4.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Mededingingsbeschikking die officieel ter kennis is gebracht zonder de bijlagen erbij – Context die de belanghebbende bekend was en hem in staat stelde de draagwijdte van de jegens hem getroffen maatregel te begrijpen – Geen niet-nakoming van de motiveringsplicht

(Art. 15 KS en 36 KS)

5.      Commissie – Collegialiteitsbeginsel – Draagwijdte – Mededingingsbeschikking die officieel ter kennis is gebracht zonder de bijlagen erbij – Schending van het collegialiteitsbeginsel – Geen – Gegevens die rechtens genoegzaam zijn uiteengezet in de tekst van de beschikking

(Art. 219 EG)

6.      Handelingen van de instellingen – Handelingen van de Commissie – Bevoegdheid – Omvang – Bevoegdheid om een handeling vast te stellen omvat de bevoegdheid om deze handeling met inachtneming van de bevoegdheidsregels van het Verdrag en van de daarin bepaalde vormen te wijzigen

7.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Middel dat voor het eerst is aangevoerd in repliek – Niet-ontvankelijkheid – Vergelijkbare vereisten voor ter ondersteuning van een middel aangevoerde argumenten

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2)

8.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Uitwerking van een eerder aangevoerd middel – Ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, en 48, lid 2)

9.      Handelingen van de instellingen – Keuze van de rechtsgrondslag – Regeling van de Unie – Vereisten van duidelijkheid en voorzienbaarheid – Expliciete vermelding van de rechtsgrondslag – Beschikking van de Commissie waarbij na afloop van het EGKS-Verdrag een inbreuk op artikel 65 KS wordt vastgesteld en de betrokken onderneming wordt bestraft – Rechtsgrondslag gevormd door de artikelen 7, lid 1, en 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003

(Art. 65, lid 1, KS; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 7, lid 1, en 23, lid 2)

10.    Mededingingsregelingen – Mededingingsregelingen die ratione materiae en ratione temporis aan het rechtsstelsel van het EGKS-Verdrag zijn onderworpen – Aflopen van het EGKS-Verdrag – Continuïteit van het stelsel van vrije mededinging onder het EG-Verdrag – Handhaving van toezicht door de Commissie op grond van verordening nr. 1/2003

(Art. 65, lid 1, KS; verordening nr. 1/2003 van de Raad)

11.    Handelingen van de instellingen – Toepassing ratione temporis – Procedureregels – Regels van materieel recht – Onderscheid – Aflopen van het EGKS-Verdrag – Mededingingsbeschikking vastgesteld na afloop van dit verdrag met betrekking tot feiten die daaraan voorafgingen – Rechtszekerheidsbeginsel, beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen en legaliteitsbeginsel ter zake van straffen – Rechtsposities verworven vóór het aflopen van het EGKS-Verdrag – Onderwerping aan het rechtsstelsel van het EGKS-Verdrag

(Art. 65, lid 1, KS; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1)

12.    Mededinging – Administratieve procedure – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Draagwijdte van het beginsel – Nietigverklaring van een eerste beschikking van de Commissie houdende vaststelling van een inbreuk – Vaststelling van een nieuwe beschikking op een basis van een andere rechtsgrondslag en van eerdere voorbereidende handelingen – Toelaatbaarheid – Verplichting om een nieuwe mededeling van punten van bezwaar toe te zenden – Geen

(Art. 65 KS)

13.    Mededingingsregelingen – Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen lidstaten – Beoordelingscriteria – Beoordeling op grond van een combinatie van verschillende factoren die, elk afzonderlijk, niet per se beslissend zijn – Mededingingsregelingen die het gehele grondgebied van een lidstaat bestrijken – Bestaan van een sterk vermoeden van ongunstige beïnvloeding

(Art. 81, lid 1, EG)

14.    Mededinging – Regels van de Unie – Inbreuken – Toerekening – Onderneming – Begrip – Economische eenheid – Bestaan af te leiden uit een bundel van concordante gegevens – Vennootschappen die onder de zeggenschap van een zelfde familie staan – Criteria om uit te maken of deze vennootschappen een economische eenheid vormen

(Art. 65, lid 1, KS)

15.    Mededinging – Regels van de Unie – Inbreuken – Toerekening – Rechtspersoon die de onderneming exploiteerde ten tijde van de inbreuk – Uitzonderingen – Overdracht van de activiteit van een vennootschap die niet heeft opgehouden te bestaan, aan een andere vennootschap van dezelfde groep – Toerekening aan de rechtspersoon die de exploitatie voortzet – Voorwaarden

(Art. 65, lid 1, KS)

16.    Mededinging – Regels van de Unie – Inbreuken – Toerekening – Rechtspersoon die de onderneming exploiteerde ten tijde van de inbreuk – Verplichting om de aansprakelijkheid aan de moedermaatschappij toe te rekenen – Geen – Toerekening van de aansprakelijkheid aan de overnemer in geval van overname of opslorping – Toelaatbaarheid

(Art. 65, lid 1, KS)

17.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Zwaarte van de inbreuk – Ontbreken van dwingende of uitputtende lijst van criteria

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A)

18.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Ingewikkelde economische beoordeling – Beoordelingsmarge van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Wettigheidscontrole –Omvang

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punten 1 A en 1 B)

19.    Mededinging – Geldboeten – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten – Rechtskarakter – Gedragsregel die impliceert dat de Commissie zelf haar beoordelingsbevoegdheid beperkt – Verplichting om het beginsel van gelijke behandeling, het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen en het rechtszekerheidsbeginsel in acht te nemen

(Mededeling 98/C 9/03 van de Commissie)

20.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Berekeningsmethode vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie – Berekening van het basisbedrag van de geldboete –Inaanmerkingneming van de kenmerken van de inbreuk in haar geheel

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A)

21.    Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beschikking waarbij geldboeten worden opgelegd – Vermelding van de elementen op basis waarvan de Commissie de zwaarte en de duur van de inbreuk heeft beoordeeld – Toereikende vermelding

(Art. 15 KS; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23)

22.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Inbreuken die uitsluitend wegens de aard ervan als zeer zwaar worden aangemerkt – Verplichting om een concrete weerslag van de inbreuk op de markt aan te tonen – Geen

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A)

23.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Zwaarte van de inbreuk – Kwalificatie van een inbreuk als zeer zwaar – Doorslaggevende rol van het criterium van de aard van de inbreuk – Omvang van de markt van de betrokken producten geen zelfstandig criterium – Inbreuk als zeer zwaar aangemerkt ondanks het feit dat hij tot het grondgebied van één enkele lidstaat beperkt was – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A)

24.    Mededingingsregelingen – Onderling afgestemde feitelijke gedragingen – Uitwisseling van informatie in het kader van een mededingingsregeling of met het oog op de voorbereiding daarvan – Inaanmerkingneming van de uitgewisselde informatie – Vermoeden

(Art. 65, lid 1, KS)

25.    Mededingingsregelingen – Verbod – Inbreuken – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Aansprakelijkheid voor gedragingen van andere ondernemingen in het kader van dezelfde inbreuk – Toelaatbaarheid – Criteria – Inaanmerkingneming bij de beoordeling van de zwaarte van de inbreuk

(Art. 65, lid 1, KS)

26.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Richtsnoeren voor de berekening van de geldboeten die wegens schending van de mededingingsregels worden opgelegd – Vermindering van de geldboete in ruil voor de medewerking van de beschuldigde onderneming – Geval dat binnen de werkingssfeer van de mededeling inzake medewerking valt – Uitsluiting van de gronden voor een vermindering

(Mededelingen van de Commissie 96/C 207/04, punt A 1, en 98/C 9/03, punt 3)

27.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Vermindering van de geldboete in ruil voor de medewerking van de beschuldigde onderneming – Medewerking aan het onderzoek die niet verder gaat dan de nakoming van de verplichtingen die krachtens artikel 11 van verordening nr. 17 of artikel 18 van verordening nr. 1/2003 op de ondernemingen rusten –Daarvan uitgesloten

(Verordeningen van de Raad nr. 17, art. 11, en nr. 1/2003, art. 18)

28.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Zwaarte van de inbreuk – Verzachtende omstandigheden – Ontbreken van winst – Daarvan uitgesloten – Slechte financiële toestand van de betrokken sector – Geringe winstmarges – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A)

29.    Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Afschrikkende werking – Omzet die in aanmerking kan worden genomen

(Art. 65 KS; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2)

30.    Mededinging – Geldboeten – Rechtskader – Vaststelling – Eerdere beschikkingspraktijk van de Commissie – Indicatieve waarde

(Art. 65 KS; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2)

31.    Mededinging – Administratieve procedure – Verplichtingen van de Commissie – Inachtneming van een redelijke termijn – Schending – Voorwaarde – Schending van de rechten van verdediging van de betrokken onderneming

(Art. 65 KS)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 56‑60, 66, 67, 69)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 61‑65, 68)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 70‑72)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 76‑80, 102)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 105, 106)

6.      De bevoegdheid van de Commissie om een bepaalde handeling vast te stellen impliceert noodzakelijkerwijs de bevoegdheid om die handeling te wijzigen. Zo kan de Commissie onder meer ontbrekende bijlagen aan een beschikking toevoegen. De bevoegdheid om wijzigingsbeschikkingen vast te stellen moet worden uitgeoefend met inachtneming van de bepalingen betreffende de bevoegdheid en van de daartoe in het Verdrag bepaalde vormen en procedures.

(cf. punt 108)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 120‑122, 161, 255, 256)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 120, 159, 160)

9.      Binnen de communautaire rechtsorde beschikken de instellingen alleen over de bevoegdheden die hun zijn toegekend. Om deze reden vermelden de gemeenschapshandelingen in de aanhef ervan de rechtsgrondslag op grond waarvan de betrokken instelling bevoegd is om op het betrokken gebied te handelen. De keuze van de juiste rechtsgrondslag is immers van constitutioneel belang.

De rechtsgrondslag van een beschikking waarbij de Commissie, na afloop van het EGKS-Verdrag, vaststelt dat een onderneming inbreuk heeft gemaakt op artikel 65, lid 1, KS en aan deze onderneming een geldboete oplegt, wordt gevormd door artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1/2003 voor de vaststelling van de inbreuk en door artikel 23, lid 2, van die verordening voor de oplegging van de geldboete.

(cf. punten 125, 129)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 130‑146)

11.    Bij de toepassing van de regels van het EG-Verdrag op een gebied dat aanvankelijk door het EGKS-Verdrag werd beheerst, moeten de beginselen betreffende de werking van de wet in de tijd in acht worden genomen. In dit verband moeten procedurevoorschriften weliswaar in het algemeen worden geacht te gelden voor alle bij de inwerkingtreding ervan aanhangige gedingen, maar moeten de materiële voorschriften, ter verzekering van de eerbiediging van het rechtszekerheidsbeginsel en van het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, aldus worden uitgelegd dat zij alleen gelden ten aanzien van vóór de inwerkingtreding ervan verworven rechtsposities voor zover er blijkens de bewoordingen, doelstellingen of opzet ervan duidelijk dergelijke gevolgen aan dienen te worden toegekend.

Aangaande de vraag welke materiële bepalingen van toepassing zijn op een vóór het aflopen van het EGKS-Verdrag definitief verworven rechtspositie, is het omwille van de continuïteit van de rechtsorde van de Unie en de vereisten in verband met het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen dus geboden dat de krachtens het EGKS-Verdrag vastgestelde materiële bepalingen toepassing vinden op feiten die ratione materiae en ratione temporis binnen de werkingssfeer daarvan vallen. In dit verband impliceert het legaliteitsbeginsel ter zake van strafbare feiten en straffen niet dat de materiële bepaling voor de schending waarvan een sanctie wordt opgelegd, niet alleen van kracht is op het tijdstip waarop de onrechtmatige handeling wordt gesteld, maar ook op het tijdstip waarop de beschikking wordt vastgesteld waarbij de sanctie wordt opgelegd.

(cf. punten 147, 148, 150‑153)

12.    Aangezien de nietigverklaring van een Uniehandeling niet noodzakelijkerwijs de voorbereidende handelingen beïnvloedt, mag de procedure ter vervanging van de nietig verklaarde handeling in beginsel weer worden opgenomen op het precieze punt waarop de onrechtmatigheid is ontstaan. Bijgevolg dient te worden geoordeeld dat een arrest van het Gerecht waarbij een beschikking van de Commissie houdende vaststelling van een inbreuk op de mededingingsregels en oplegging van een geldboete nietig is verklaard, de rechtmatigheid van de mededeling van punten van bezwaar en van de mededeling van aanvullende punten van bezwaar niet aantast en dat de Commissie de procedure op goede gronden kan heropnemen op het precieze tijdstip waarop de onrechtmatigheid is ontstaan. Hieruit volgt dat de rechten van verdediging van de verzoekende partij niet zijn geschonden door het feit dat de Commissie haar geen nieuwe mededeling van punten van bezwaar heeft gezonden of door feit dat de verzoekende partij niet is geraadpleegd over de analyse en de gecombineerde toepassing van de nieuwe rechtsgrondslag die de Commissie voor de vaststelling van de nieuwe beschikking heeft gekozen.

(cf. punten 173, 175, 177, 181)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 186‑193)

14.    Het loutere feit dat het vennootschappelijke kapitaal van twee onderscheiden handelsvennootschappen in handen is van eenzelfde persoon of familie, levert als zodanig nog niet het bewijs op dat tussen deze twee vennootschappen een economische eenheid bestaat, doch het bestaan van een dergelijke economische eenheid kan voortvloeien uit een samenstel van elementen.

Een van die elementen kan met name de omstandigheid zijn dat bepaalde personen binnen de verschillende vennootschappen taken op zich hebben genomen, in het bijzonder door het innemen van sleutelposities in de beheersorganen ervan. Bovendien is het feit dat een rechtspersoon zelf het product vervaardigt dat het voorwerp van een mededingingsregeling is, niet doorslaggevend voor de toerekening van de gedragingen die een schending van artikel 65 KS opleveren. Ten slotte kan een stilzwijgend verlengde lastgevingsovereenkomst, waarbij een van de vennootschappen zich ertoe heeft verbonden om bestellingen te plaatsen overeenkomstig de contractuele voorwaarden die de andere vennootschap met de klanten en de leveranciers was overeengekomen (hoeveelheden, prijzen en betalingstermijnen), eveneens een bewijs van de economische eenheid van die twee vennootschappen opleveren.

(cf. punten 198‑201, 220, 223‑225, 227, 229, 230, 236)

15.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 202‑207)

16.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 212, 213)

17.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 239)

18.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 239, 249‑251)

19.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 241‑243)

20.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 246‑248, 261, 262)

21.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 258)

22.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 263‑266)

23.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 273)

24.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 286)

25.    Een onderneming die aan één enkele complexe inbreuk heeft deelgenomen door eigen gedragingen die een overeenkomst of onderling samenhangende gedragingen met een de mededinging beperkend doel in de zin van artikel 65 KS vormen en die een bijdrage tot de verwezenlijking van de inbreuk in haar geheel beogen te leveren, kan voor de gehele duur van haar deelname aan deze inbreuk tevens aansprakelijk zijn voor de gedragingen van andere ondernemingen in het kader van diezelfde inbreuk, wanneer vaststaat dat de betrokken onderneming de onrechtmatige gedragingen van de andere deelnemers kende of redelijkerwijs kon voorzien en bereid was het risico ervan te aanvaarden.

Bijgevolg is het feit dat een onderneming niet aan alle bestanddelen van een mededingingsregeling heeft deelgenomen of een zeer kleine rol heeft gespeeld bij de onderdelen waaraan zij wel heeft deelgenomen, niet relevant voor de vaststelling dat zij een inbreuk heeft gepleegd.

Wat de beoordeling van de individuele aansprakelijkheid van de betrokken onderneming betreft, dienen dergelijke elementen daarentegen in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling van de zwaarte van de inbreuk en in voorkomend geval bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete.

(cf. punten 293, 294, 296)

26.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 305)

27.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 306)

28.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 309)

29.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 314)

30.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 320)

31.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 328)