Language of document :

Beroep ingesteld op 17 februari 2010 - Ferriera Valsabbia en Valsabbia Investimenti / Commissie

(Zaak T-92/10)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Ferriera Valsabbia SpA (Odolo, Italië) en Valsabbia Investimenti SpA (Odolo, Italië) (vertegenwoordigers: D. Fosselard, S. Amoruso en L. Vitolo, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Nietigverklaring van beschikking C(2009) 7492 def. van de Commissie van 30 september 2009, COMP/37.956 Betonstaafstaal, wedergoedkeuring (hierna: "beschikking"), zoals aangevuld bij beschikking C(2009) 9912 def. van de Commissie van 8 december 2009, voor zover daarin wordt vastgesteld dat Ferriera Valsabbia SpA en Valsabbia Investimenti SpA inbreuk hebben gemaakt op artikel 65 EGKS-Verdrag en zij hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van 10,25 miljoen EUR.

Subsidiair:

nietigverklaring van artikel 2 van de beschikking, waarbij de geldboete aan verzoeksters wordt opgelegd.

Nog meer subsidiair:

verlaging van de geldboete;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De middelen en voornaamste argumenten komen overeen met die in andere tegen voornoemde beschikking ingestelde beroepen. In het bijzonder voeren verzoeksters aan:

onbevoegdheid van de Commissie om een inbreuk op artikel 65 van het EGKS-Verdrag te bestraffen nadat dat Verdrag is afgelopen en in elk geval om de artikelen 7, lid 1 en 23, lid 2, van verordening (EG) nr. 1/20031 als rechtsgrondslag te gebruiken;

schending van verzoeksters' rechten van verdediging in de loop van de procedure voor de Commissie;

schending van artikel 65, lid 1, van het EGKS-Verdrag, voor zover de in de beschikking beschreven feiten niet één enkel voortgezet kartel opleveren;

schending van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten alsmede van het gelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel.

Wat dit laatste punt betreft, voeren verzoeksters in het bijzonder aan dat hun indeling bij de eerste groep ondernemingen, waaraan de hoogste basisboete is opgelegd, volstrekt onrechtmatig is, aangezien de Commissie bij de berekening van de geldboete het criterium van hun specifieke gewicht op de markt verkeerd heeft toegepast en dat van de totale grootte van de onderneming niet homogeen heeft toegepast. Voorts is de procedure voor de vaststelling van de geldboete ook uit het oogpunt van de beoordeling van de verzachtende omstandigheden op verkeerde wijze gevoerd. Ten slotte is door de buitengewoon lange duur van de procedure het recht op een onpartijdig oordeel binnen een redelijke termijn ernstig aangetast.

____________

1 - Verordening van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003 L 1, blz. 1).